donderdag 20 november 2014

Inzicht

Het is toch zo? Iedereen claimt toch tot de dag van vandaag zonder sokken in z’n schoenen te lopen? En op te scheppen: ”Pff, vorige maand zwom ik nog in zee!!” Of: ”Nog helemaal m’n winterjas niet aangehad, jij?” Of ligt het gewoon aan mij? Ben ik een zomertype? Absoluut!  Ik ben dol op de warmte en, sneu of niet, ik voel nog altijd de opwinding van leuzen als: ”Veronica komt naar je toe deze zomer…!” Zoals het laatste herfstblad zich vastklampt aan de boomtak, zo wanhopig probeer ik de zomer vast te houden, want als ik loslaat… 
 
Ik lees net dat extreme gehechtheid aan positieve gevoelens ervoor zorgt dat je er niet genoeg van kan genieten. Dat je iets gaat najagen en, inderdaad,  je er aan vastklampt uit angst het te verliezen. Dat je daarmee het tegenovergestelde bereikt van genieten, namelijk een aversie tegen het onvermijdelijke.  
 
Het klopt! Terwijl het nog heerlijk weer was, vervloekte ik al die lange, saaie winter.
Onmiddellijk schiet een stukje tekst uit Joop ter Heul me te binnen:
"Voor je het weet zitten we weer midden in het voorjaar", voorspelde Leo optimistisch. "Het is allerliefst van je om dit in oktober al te beweren", zei ik, " maar je kunt onmogelijk ontkennen dat er na iedere zomer weer zo'n afgrijselijke winter komt."
Goh, dat was altijd één van mijn lievelingsstukjes en nu snap ik pas goed waarom het zo bij me past.
 
Ik lees over kijken en niet oordelen, de ruimte om het rotgevoel heen vergroten, over vertrouwen, loslaten en leven in het moment. Instemmend knikkend sla ik de wollen omslagdoek nog eens stevig om me heen, ja zeg, de verwarming mag echt nog niet hoger hoor, dan is de zomer écht voorbij...
 

Haha, ik spring op, steek mijn nieuwe kaarsjes aan en ren naar buiten, op zoek naar sprokkelhout….
                                               (Nou ja, openhaardhout uit de schuur…, maar tóch!)
 

vrijdag 7 november 2014

Bicicleta

Jaren negentig, el Paraiso  aan de Atlantische kust. Natuurlijk hebben we allemaal een fiets. Die van ons tweeën zijn gewoon meeverhuisd uit Nederland, maar voor de kinderen gaan we op zoek naar een fietshandel. Laat die in Spanje nou niet op iedere hoek van de straat zitten! Dit in tegenstelling tot de Farmacias overigens, daar  struikel je gewoon over. Best handig natuurlijk, maar je hebt er niks aan als je een kinderfiets zoekt. 
 
Wat grappig is het eigenlijk hoe iedereen in Nederland opgroeit met een fiets. In Spanje is het (nog steeds jaren negentig hoor) óf een sport-item of speelgoed. Nou ja, de eerlijkheid gebied me te vermelden dat ik de kinderen toch meestal met de auto naar school breng, al was het maar om ze de schande te besparen om met de vinger nagewezen te worden.  Zo’n Spaans-Engelse school is toch al beproevend genoeg voor ons kroost; armzalige kaaskopjes tussen de elegante Ricos Viejos en Nuevos uit de wijde omtrek. 
 
Maar evengoed hebben ze, met dank aan dezelfde kaaskopjes, het fietsen snel onder de knie op de Toys R Us exemplaren. Dus fietsen we, Levante of geen Levante, op zondagmiddagen, en zaterdagen ook, en de hele grote vakantie eigenlijk, langs de zeekust, naar de vuurtoren, langs allerhande chirinquitos waar we een hoop ijsjes eten (lees: biertjes drinken), en komen we uiteindelijk altijd weer in zee terecht!! 
 
Heb ik eigenlijk ooit een fietstocht met mijn ouders gemaakt, vraag ik me nu af.
Niet toen ik klein was. Dat was meer wandelen, met frisse tegenzin en zonder ijsjes op zondag.
Ik herinner me vaag een ritje op eerste Paasdag richting Hoek van Holland. Niemand had echt zin, behalve ik, en het regende dat het goot. Ik was al minstens twintig. 
 
Dan zie ik me opeens weer naast m’n vader fietsen in ons dorp. Hij was misschien drieënzestig en leende de fiets van mijn echtgenoot, gezegend met aanmerkelijk langere benen dan mijn vader en ik.
Toen plotseling de spoorbomen dichtgingen slingerde hij onhandig heen en weer en probeerde een voet aan de grond te krijgen. Dat was niet direct eenvoudig en met het andere been op negentig graden over het zadel, remde hij al steppend af, om uiteindelijk vlak voor het spoor tot stilstand te komen.  Zijn kin nog nét niet op het stuur en een verwilderde blik in z’n ogen.
Genadeloos was het commentaar van één van de omstanders:  
 
“Zó, dan kan je nog beter een anker uitgooien!”  
 
P.S. Wie mijn vader heeft gekend weet hoe zoiets aankomt…