maandag 30 december 2013

Verstopt


“Watte?” “Ja, witte!” Blijft leuk. Als het allemaal niet zo treurig was tenminste. 

Het begint al vóór de kerst: “Die gootsteen loopt niet door hoor, allebei niet trouwens.” “Dûh, ze komen in dezelfde pijp uit!” “Even met die plopper, waar is ie? Getverdemme, wat een lúcht..!”

Paar flesjes milieuonverantwoordelijke Musclepowergootsteenontstopper erdoorheen mieteren en dan je kop maar in het zand, want je moet er toch niet aandenken dat het probleem dieper zit. Als dan de vaatwasser kuren krijgt en de hele keuken onder water staat, verdwijnt die kop nog dieper in datzelfde zand, want je moet er écht níet aan dénken..  Zonder al teveel resultaat helaas, dus als aanvulling op de Kerststress stopt ie voor de zekerheid diezelfde kop maar eens in de opengetrokken beerput in de tuin. “Caramba!!” Kom ik niets vermoedend aanfietsen, stap ik nog aan de overkant van de straat van mijn fiets om te kijken of ik door een drol ben gereden… Ook ziet het er niet zo lekker uit.. (understatement, red.) Tot aan de ellebogen in de drek om te hozen en te schrobben..  Zo werken we ons al ploppend door de Kerstdagen heen (lukt! red.).
Maar dan wordt het onhoudbaar, tijd voor broers en neven met veren. Blijkt een uitkomst. We tobben nog wat door met het in- en uitelkaar zetten van de vaatwasserpijpleidingen, schaffen zelf ook wat veren aan, maar nog vóór het nieuwe jaar loopt alles keurig door en hebben we ons de kosten van rioolmannen en nieuwe afwasmachines bespaard. En heel andere veren op heel andere plekken verdiend! Wat een opluchting!  

Word ik vanochtend wakker, zitten mijn oren verstopt! Wat? Ja inderdaad!
Kunnen pas vrijdag worden uitgespoten @#%*. Even overweeg ik de veer..  

Als ik op de fiets stap, op weg naar de apotheek voor de voorbereidende druppels, roept ie: “Neem ook watjes mee schat!” “Watte?” “Ja, witte!”
 

P.S. Bij het uitspoelen van mijn oren, op advies van de bijsluiter met de handdouche, blijkt het bad verstopt te zijn, zonder d(r)ollen, nu alleen de WC nog…

donderdag 19 december 2013

Feliz Navidad


Kerst lukt, hoezo Kerst lukt? Wrijf het er maar lekker in mijnheer Heijn. Zo zet zelfs de grootste kooknerd nog een prettig dinertje op tafel? Die leus stelt mij nou niet bepaald gerust... eerlijk gezegd krijg ik er de kriebels van. Want min of meer bedoeld als garantie, verwijst ie toch naar het feit dat het ook, eventueel, best mogelijk, zou kunnen míslukken. En als het inderdaad in de soep loopt (Soep?  God, wie maakt de soep??), hóe Kerstmislukt is dat? Dan moet je wel de grootste Kerstmislukkeling aller tijden zijn. 

Kerststress, wat een fenomeen evengoed. Kerstmis is vooral achteraf leuk is mijn ervaring. Als alle oh’s en ah’s qua tafelversiering zijn geïncasseerd. Als de kitschboom ‘leuk retro’ is gewaardeerd. Als de wijn zo rijkelijk heeft gevloeid en de stemming er zó goed in zat, dat zelfs de kliekjes van eergister op een Michelinster zouden hebben komen te staan. (Waarom serveer ik díe niet gewoon?). Ja, dan is het toch zó gezellig geweest. En dat herkennen ze blijkbaar heel goed op de communicatieafdeling bij de Appie.. 

En, even tussen ons gezegd en gezwegen, dan is het wel zo relaxed in Spanje. De familie komt veel liever in voor- of najaar, als het zonnetje non-stop schijnt. Dat ie ook uitbundig de kerstdagen verlicht is ons best bewaarde geheim. We trekken er al vroeg op uit voor een strandwandeling van hier naar Rota en terug. Onze rugzakken gevuld met alle resterende beschuiten, compleet met muisjes. Het weldadige weertje maakt onze picknick tot een feest. Als de oudste twee in het Engels én in het Spaans het Kerstevangelie beginnen te declameren word ik opslag gelovig, vooral als nummer drie met een serieus gezicht mee begint te knikken (heeft ze óók gehad op school). En intussen ligt ons olijfolie-kerstengeltje gezellig tegen mijn borst aan te kwijlen.  

Voor het Kerstdiner kiezen we voor ons lievelingskostje. Gefrituurde visjes van Romerijos. En dan vooral die 'met z’n staart in z’n bek'. (Ik krijg altijd akelige visioenen van hoe ze, in paniek, de hand aan zich zelf willen slaan op het moment dat ze de frituur zien naderen. Maar bij gebrek aan handen… fijne Kerstgedachte ook…!)  Glaasje wijn/prik erbij, Kerstboom, Villancicos, openhaard … vul maar in. Hoe mooi wil je het hebben?

Goh, inderdaad, Kerst lukt!!
 

 

zondag 15 december 2013

¡Friísimo!

“Mam, het is gewoon kindermishandeling”. (Daar had ze een punt... red.)

Als het zomervakantie is en je hebt eerst 3, later 4 kleine kinderen dan is dat heaven on earth, wonen in Spanje. Mens, je hoeft de deur niet eens uit. Met een tuin die niet onderdoet voor de Efteling, compleet met achtbaan en sprookjesbos vol dieren, al hebben we het dan niet over wolven, maar bijvoorbeeld over eerder genoemde kakkerlakken. En ook -nieuw- over pissebedden (ja, zonder n, snap jij het?). Wat de gevolgen op de lange termijn zullen zijn, dat valt nog te bezien, maar onze jongste raakt er maar niet van doordrongen dat deze niet voor consumptie geschikt zijn. “Wat heb je nou weer in je mond?” Negen van de tien keer vis je er dan een leeggezogen schildje uit. En dan is dit nog niet eens het kindermishandeling gedeelte!
 
Kwestie bij de huizenjacht was, wél of géén zwembad. God, wat ben ik blij dat we er geen hebben. Voor elke scheet moet je het hele stel mee naar binnen slepen, deur op slot (oei, dat klinkt op de één of andere manier veel onsmakelijker als het ook echt om een wc-bezoek gaat). Met het plastic gevaarte dat er nu staat heb je dat probleem toch minder…
 
Maar toch moeten ze leren zwemmen, want je gaat wel eens ergens op bezoek en ook de zee ligt naast de deur. Bovendien is een deel van het grut verslaafd aan het door de ouders heen en weer geslingerd worden in het grote zwembad van El Club. Na de siësta, overdag 40 graden immers, en in het weekend zijn we daar dan ook vaak te vinden. En blijken ze hier nou ook nog eens les te geven? De oudste twee kunnen iedere dag om 9 uur ‘s morgens terecht in een groepje van 15 kinderen. 

De allereerste keer. Goh, ze verversen het water, dat is fijn. Dat gebeurt, zo blijkt later, dagelijks. Al die tuinslangen en ik heb niks in de gaten, hoe is het mogelijk. Het valt me wel op dat de kinderen zo bibberen. Van de zenuwen denk ik nog. Die blauwe kleur doet ook geen belletjes rinkelen. Ja, beetje koud zeggen ze, dat wel. Niet zeuren jongens. En al maken ze zich de Spaanse hondjesslag in no-time meester en eindigt de oudste als kampioen op het schavot -oh glorie-, ik erger me toch aan de lusteloosheid van het groepje. Vooral van die van mijn zoon die zich steeds vaker langs het touw moet voorttrekken.

Op de allerlaatste lesdag denk ik, laat ik eens voelen. Waarom nu pas?! “t ’Is verdorie gewoon kraanwater!” Koud wel te verstaan. Zo’n 13 graden. Ja, na een hele dag zon zal het best opwarmen, maar om 9 uur ’s morgens, vers uit de kraan..

“Ja, dat zeiden we toch al! Het is gewoon kindermishandeling”… Je wordt inderdaad voor minder van de ouderlijke macht ontheven… maar, wat een bikkels van kinderen evengoed..!
 
 

dinsdag 10 december 2013

Held

Dat vind ik nog niet zo gemakkelijk. Natuurlijk ben ik gewoon een angsthaas die haar neus ophaalt voor onderkruiperig fauna, maar om mezelf nou als een verwend stadsmeisje neer te zetten, dat vind ik lastig. Ik heb er lang op zitten borduren, figuurlijk, want ook met naald en draad ben ik geen uitblinker. Maar in het kader van “Hoera, ik ben niet perfect!” omarm ik mijn imperfecties en ga ik met de billen bloot.  

Al doet het verhaal over de Spaanse ratten vermoeden dat kakkerlakken mij niet zoveel boeien, we laten natuurlijk niet voor niks de bestrijdingsdienst aantreden zodra het Cucarachaseizoen is geopend. Ik heb het in Nederland nog nooit gezien - hoezo stadsmeisje?- van die gasten met zo’n tank op d’r lui rug, met daaraan een slang waarmee ze lustig in het rond sproeien. Dat kan niet gezond zijn. Ik draag de kinderen dan wel op om twee dagen lang hun adem in te houden, toch voel ik me daar weleens ongemakkelijk over. Maar als die gepantserde krengen zich laten zien, dan piep ik wel anders.
Het zijn tuinkakkerlakken, maar dat wil niet zeggen dat ze zich niet binnenshuis begeven. En dan het liefst nog in de slaapkamers. Ze lopen schijnheilig rond te knisperen onder je bed, maar houden zich muisstil zodra je het licht aanknipt. Verraden door hun voelsprieten die net zo lang zijn als hun lijf, ontdek ik hun schuilplaats en geef ik opdracht ze te vermorzelen.  

Maar ja, dan moet hij op zakenreis… Gelukkig zijn opa en oma er. Nou hoef ik van mijn vader niet zo heel veel te verwachten op het insectenfront. Die laat voor een fruitvlieg nog de reddingsbrigade aanrukken: “An, pak een doek!” Ik snap het ook wel, want hij telt iedere ochtend trouw zijn muggenbeten en vergelijkt die met het aantal van mijn moeder.
Het staat 57 -2 voor hem.  

Sea como sea, je zal net zien dat op dát moment zo’n jongen ter grootte van een flinke Volkswagenbus mij naar het leven staat. Hij is zo razendsnel dat, al had ik het gedurfd, ik hem met geen mogelijkheid te grazen kan nemen. Ik raak volledig in paniek, zo allenig in mijn bedje. Mijn vader is nog op en komt aansnellen. Ik waarschuw hem en bij het zien van het gevaarte huivert hij een momentje. Dan trekt hij in één beweging zijn schoen uit en kraakt daarmee het schild van de voorbijsnellende kakkerlak. Ik weet niet wie het meest beduusd is van ons drieën… 

Al was dit zo’n uniek en volledig door het ruggenmerg geregisseerd moment van heldendom, dat bovenkomt als je kind in nood is en geeft het geen enkele garantie voor de toekomst; ik ben trots op hem! 
 

 

woensdag 4 december 2013

Hoe bevalt het in Spanje?


Als ze eindelijk bedaard is begint Esperanza te vertellen over een vriendin die verpleegkundige is in el hospital general. Daar is ook onze jongste zoon een paar maanden geleden geboren. Dát was nog eens een ervaring om over naar huis te schrijven. Bladzijden vol, voor- en achterkant. Want ik vind zwanger zijn en vooral bevallen al een avontuur, maar in Spanje, we schrijven de negentigerjaren, waan je je gemakkelijk een eeuw terug als het om baren gaat.

Met veel moeite vonden we een gynaecoloog die van de natuurlijke wijze waarop ik mijn nageslacht ter wereld placht te brengen weliswaar niet veel goeds verwachtte, maar het wel interessant genoeg vond to give it a shot.
Niet dat ie ook maar een woord Engels sprak trouwens. God, je snapt het niet. Met alle diploma’s die hij had behaald kon hij met gemak zijn wacht- en spreekkamermuren behangen. Dat had hij dan ook gedaan, maar Engels? Ni una palabra. Of ik het hem kon leren? Zijn zoon studeerde in Amerika en ze gingen hem bezoeken. Eerst maar eens zien wat je ervan bakt, bevallingsgewijs, dacht ik bij mezelf.

Al met al ben ik blij dat het de vierde was. We kwamen tot een bedenkelijk compromis nadat hij onze in begrijpelijk Spaans opgestelde wensen, eisen zelfs, vriendelijk weg had gelachen. En ach, wat maakt het uiteindelijk uit dat je niet thuis mag bevallen (“Haal het niet in je hoofd”, sprak hij in al even begrijpelijk Spaans), als je je zoon onder 25 groene operatietafellakens tevoorschijn ziet komen. De gynaecoloog keek erbij als een goochelaar die het kind er hoogst persoonlijk onder vandaan had getoverd. Ik gaf ‘m de credits want wát een prachtexemplaar konden we aan onze verzameling toevoegen!!

Maar waar was ik gebleven… o, ja… de vriendin vertelde over het hilarische verhaal dat nu al wekenlang de ronde deed in het ziekenhuis. Over een vrouw, uit één of ander derde wereldland. Zo’n halve wilde. Ze moest bevallen en het personeel viel van de ene verbazing in de andere. Zo wilde ze bijvoorbeeld geen infuus. Toen er een scheerkwast ten tonele verscheen werd die met mes en al de deur gewezen. Bovendien, en dát was het aller-oertijdachtigste aan het geheel, ze wilde geen ruggenprik!! “Nou ja, zeg" .. Een monitor? Niks ervan! Narcose tijdens de uitdrijving? Dacht het niet!        
Wel wou ze alléén op een kamertje, ergens achteraf. Toen de vader de toegang werd geweigerd door een potige broeder sloeg hij deze nog nét niet tegen de grond: HIJ WOU ER BIJ ZIJN..!!
Na één nacht stond de hele familie op de stoep om moeder en zoon op te pikken. "Pff.. alsof er kinderen toegelaten zouden worden in het ziekenhuis.. Wat zijn dat voor ongeciviliseerde lui…??" 

Esperanza hapt alweer naar adem en langzaam valt ook bij mij het kwartje…  

 

zaterdag 30 november 2013

Eens een peseta ..


Hik-lachend hangt ze over het aanrecht. Vooralsnog schiet mijn Spaans tekort om van haar warrige relaas ook maar een lettertje chocola te maken. Eerst maar een kopje koffie om op adem te komen. Ze neemt het dankbaar aan maar weigert gedecideerd een stoel. Koffiedrinken op het werk oké, maar erbij gaan zitten; hoe haal ik het in mijn hoofd? Nu werkt  ze al bijna een jaar bij ons thuis en nog altijd staat ze te kijken van mijn gebrek aan hiërarchisch besef. Kom daar maar eens om bij de geblondeerde, zich slank rokende señoras, zegt ze steevast. Die zouden zich voor al het goud in de wereld, waarmee ze zich toch al rijkelijk behangen, nog niet aan een gesprekje met la asistenta wagen.
Tja en daar kan ik dan weer niet bij met m’n boerenverstand.  Ik vind het onzinnig. En lastig bovendien. Onze gesprekstof blijkt namelijk onuitputtelijk en doet een aanslag op mijn lijf; zo lang als we daar staan te praten, iedere dag weer. Want ik ga er dan ook niet bij zitten natuurlijk. 

Toch iets om over na te denken: je kunt niet zeggen dat ik voor een dubbeltje geboren ben, maar een kwartje zal ik nooit worden. Daarvoor mis ik om te beginnen het overzicht. Grote lijnen ontgaan mij volledig. “Ik ben meer van de korte lontjes”, komt er spontaan uit mijn toetsenbord rollen, óók waar, maar wat ik hier bedoel is dat ik, om te beginnen, mijn wereldje graag klein houd.
Zo stelde ik mij op de eerste dag in Spanje voor aan de man die uit het buurhuis kwam zetten. Want ik had dadelijk visioenen van gezamenlijke borreltjes op jaarlijkse straatfeesten en dan kan je maar beter weten met wie je te maken hebt. Het bleek de tuinman te zijn. De goede ziel sloeg haast met hark en al van zijn scooter toen ik hem de hand wilde schudden. Typical ! Toch is het een vriendelijk mens en heb ik meer met hem op dan met die hele kakbuurman zelf. En dan heb ik niet over borrels noch over Lady Chatterley praktijken.

En dat gevoel van waardering leeft bij ons in de grootst mogelijke mate voor Esperanza en haar onvolprezen familie, waarvan de ene prima onze gordijnen naait, de andere ons kapsel volgens de laatste mode bijpunt, haar hermano de tuin bijhoudt en zo kan ik nog wel even doorgaan. Voor ’n prikkie, ook dat nog.  

Wat Esperanza, eigenlijk te vertellen had? Ja dat is écht een leuk verhaal…

 

woensdag 27 november 2013

Eigenlijk alles...


Hoeveel views ik nu al heb willen ze weten. “Kind ik schrijf voor mezelf. Leuk als mensen het lezen en waarderen, heel leuk zelfs, maar daar doe ik het niet voor.”    Ja, ja..!  

Nee serieus. Ik schrijf al langer en dat het nu ergens in de ether hangt geeft me net de lading energie die ik nodig heb - om de dag door te komen wou ik bijna schrijven, maar dat slaat nergens op. Tel je zegelringen, zeg ik altijd maar -  Toch valt het niet mee om van een hectisch deadlinebestaan plotseling in een redactioneel gat te vallen. Dus nu blog ik gewoon een eind in de ruimte. Ha, hoe vind je die? 

Het is een hele nieuwe ervaring voor mij om de wereld te zien als bron van inspiratie. Dat klinkt erg klungelig als je al middelbaar van leeftijd bent. Maar ja, ik ga het niet ontkennen.  Vrouw of niet, ik kan nou eenmaal niet zoveel dingen tegelijk. En vier van die dingen verdienden zoveel van mijn gefocuste aandacht  dat nummer vijf het ondergeschoven kindje dreigde te worden. Maar dat halen we nu in.( Nieuwsgierig? Keep reading). Dat dus.

En dan nu ineens: de wereld. Of het nou gaat om diepe verlangens of het klimaat van de kleiperen*, in alles borrelt een verhaal dat ligt te popelen om in drukinkt aan het papier te worden toevertrouwd, door mij. Mijn eigen geest en herinneringen, mijn passie voor het Spaanse, ik roep ze op niet voor te dringen; eens een gymjuf altijd een gymjuf tenslotte.
Ik kan het iedereen aanraden. Al schrijvend kom ik tot inzichten. Het is alsof ik alles opnieuw beleef , de wereld naar m’n hand kan zetten en, het leukst van alles, het ruimt zo lekker op. Ik schreef al eens, per ongeluk, in een mailtje over mijn blog:  “Niets zo lekker als een leeghoofd”,  spatie vergeten, maar hoe dan ook  wáár, in mijn geval. 

Voor de zekerheid kijken we toch even hoeveel het er zijn. Zo, valt niet tegen! Ja, zegt één van mijn geestigste gezinsleden, maar minstens de helft van die views is van mij hoor. Is dat even grappig, de andere helft is van mijzelf… 

*bron: H. Bergsma (1928-2012)
 
 
 

zaterdag 23 november 2013

Hilarisch?


Ze vinden het dus gek. Dat het niet klopt wat ik schrijf. Ik kijk ze een beetje glazig aan. “Huh?” zeg ik, “wat dan?” Nou gewoon, dat het niet een maand voor vertrek was, bijvoorbeeld, van die rat. En dat ik heus wel wist dat er dooie ratten in de tuin lagen, toch? En ben ik soms vergeten hoe heroïsch onze kat Muis met een rat tussen zijn tanden het keukenraam binnensprong? 

Mijn bek valt open, eerlijk waar! Zouden ze het niet snappen? Niet beseffen dat hun waarheid misschien niet mijn waarheid is? Dat mijn waarheid het product is van een intensief en creatief proces, waarvan het voornaamste ingrediënt fantasie is, overgoten met een sausje van doordraverij? Cultuurbarbaren. Voor straf hou ik een uitgebreid betoog. Over hoe een op waarheid gebaseerd gegeven zich in mijn hersenpan ontwikkelt tot een verhaal. Met kop en staart en een hoop kill your darlings en dat de cirkel na afloop rond is. En dat het ... ja, en nu even wakker blijven graag … een schande is dat zij dat niet begrijpen! Een schande! Een gebrek in de opvoeding wil ik zeggen, maar dat hou ik gelukkig nog net binnen.
 

       < Tussenstand:
·        Zó verontwaardigd waren ze nou ook weer niet
·        Zó verongelijkt was ik nou ook weer niet
·        Zó uitgebreid was het betoog nou ook weer niet
·        Maar wel langdradig
·        Iedereen in de familie heeft last van op hol geslagen fantasie
·        Niet iedereen heeft last van míjn op hol geslagen fantasie 
Geef toe: zó is er toch geen lol aan? >

Of de werkelijkheid misschien niet goed genoeg is, vragen ze. En daar hebben ze een punt. Er gebeurt altijd wat. Neem gisteren: “Hoe was je dag schat?” “Nou best druk, via Veghel en Uden naar Amsterdam en toen karten in Huizen!” Boeiend?? Nog niet echt, maar dan: “Ik liep ik dus in een hele lange gang een berichtje te typen én ik had ongelofelijk veel haast. Met een vaartje van, wat zal het zijn, toch zo’n 7 kilometer per uur klapte ik, Kabám, tegen zo’n glazen deur. Ik sloeg achterover tegen de grond en heel even werd het zwart voor m’n ogen. Snel stond ik op en keek om me heen, gelukkig niemand te zien. Poeh, dizzy hoor, en toen moest ik nog gaan karten.”
En dan vanochtend, voor dag en dauw: “Me portemonnee..! Weg..” ik draai me nog eens om, what else is new, immers? Maar er moet worden gezocht en  getennist, oh ja. Na een uur terug, met een enkel zo groot als een struisvogelei, veel gekerm, Rescuezalf en nog steeds geen portemonnee. Maar ja, die blijkt in Amsterdam onder een autostoel te liggen… 

Best hectisch de naakte waarheid, maar hilarisch? Mwah …  
 
 
 

dinsdag 19 november 2013

Lees en huiver....


Was dit alles op dag één gebeurd dan zouden wij over ons verblijf spreken als: “De dag dat wij in Spanje woonden…”. Dat weet ik zeker: 

“Lieverd, alweer de fumigacion de cucarachas? Ik heb geen kakkerlak meer gezien sinds de vorige behandeling. En je wéét hoe slecht het voor de gezondheid is! Bovendien, we gaan over een maandje naar huis en blablabla…!” Het huis wordt niettemin grondig onderhanden genomen. Want: “… dat heb ik zo afgesproken met de eigenaar, voor vertrek nog een keertje.”
“Huh???? Maak dat de kat wijs.”
 
( Toen had ik het kunnen weten… de kat.
Wat een held is dat trouwens. ’s Nachts hoor ik hem meer dan eens ons territorium verdedigen. Met zijn 8 kilo is hij de macho van de buurt en zijn we ongemeen trots op hem. Soms vinden we in de tuin, horror, een kadaver van een uit de kluiten gewassen muis, waarvan Esperanza beweerd dat het een rata is. Nu heb ik net geleerd dat raton, dat klinkt als rat, muis betekent. Dus bij rata denk ik niet direct aan rat, maar óók aan muis, verward als ik ben door de afschuw van het moment. Want beide knaagdieren bezorgen mij een fobisch ongenoegen, dead or alive… (Vandaar ook de naam van de kat: Muis.) Of laat ik mijn geest gewillig een spelletje met me spelen? Muis is immers nog te overzien, rat betekent vertrekken… )

Als er een maand later een eind komt aan ons Spaanse avontuur en de familie, compleet, onze thuiskomst zit te bejubelen, komt de aap uit de mouw.. Hij gaat er eens goed voor zitten: 
“Een maandje voor vertrek was het.. ik was vroeg wakker en wilde nog even genieten van een momentje rust. Ik pakte de krant en ging op de WC zitten. Een minuutje werd een kwartier en iedere keer hoorde ik “ploink”. Om me heenkijkend kon ik niets ontdekken, maar toen er opeens een duidelijke “plons” klonk, kreeg ik een angstig vermoeden. Heel langzaam spreidde ik mijn bovenbenen en.. een rat!! In de wc-pot! Hij stak met zijn kop een flink eind boven het water uit... Verlamd van schrik staarden we elkaar een paar seconden lang aan, tot hij de diepte indook en ik met een kreet van de bril af sprong…
Onmiddellijk heb ik de rattenbestrijding gebeld. Ik drukte ze op het hart de auto (met daarop in blokletters Desratizacion) om de hoek te parkeren en tegen de señora te zeggen dat het om kakkerlakken ging.” 
 “Ja zeg, dat laatste maandje Spanje, dan mocht ze me niet door de neus boren…”
 
P.S.
Zou het niet gewoon op dag één gebeurd zijn, eigenlijk, bedenk ik me opeens..??  Dat al die kakkerlakbehandelingen gewoon…  
  

 

vrijdag 15 november 2013

Gênant

“Dat is dan 22 euro en 75 cent.” De dame aan de kassa bazuint het bedrag door de winkel. Het aantal decibellen is indrukwekkend. Sommige omstanders kijken verschrikt op, maar anderen zijn het allang gewend. Ze doet het altijd! De allereerste keer dat ik het meemaakte, wilde ik uit schaamte het liefst onder de toonbank kruipen. “Zoveel is het toch niet? Het is voor twee dagen hoor!” stamelde ik benauwd. Met een niet-begrijpende blik keek de vrouw me aan, om me met snerpende stem toe te voegen dat ik best mocht pinnen. 

Zo praat ze dus gewoon. Nou ja, gewoon.. Ik vind het gênant. Kleine bedragen, grote bedragen, het is niet prettig om voor iedereen hoorbaar met je dagelijkse uitgaven om de oren te worden geslagen. Zeg nou zelf. Het is toch altijd een spannend moment; hoeveel zal het zijn? Meer of hopelijk minder dan voorspeld, verwacht of op gerekend?
 
Dan zit je toch niet te wachten op meewarige gezichten, die snel heen en weer kijken van jou naar je armetierig gevulde karretje. “Jij arme sloeber, wacht maar, er komen vast betere tijden”, zie je ze denken. Of: ”Zóó, feestje?” Of: “Ja, ja, past dat wel allemaal in je Hummer, schat?” Wanneer ie eens een keertje tot de nok toe is gevuld.  

Ik wil het dus niet meer. Iemand moet het zeggen. Tegen haar, of tegen de baas. Maar misschien kan ze niet anders. Heeft ze een erge operatie aan haar stembanden gehad, waardoor ze bedragen alleen nog maar héél hard door de winkel kan roepen. Dan zou het toch naar zijn als ze dat niet meer zou mogen. Dat ze bijvoorbeeld ontslagen wordt omdat ik er wat van heb gezegd. Dat wil ik niet. Dat is zielig.

Maar als ik het zo ergerlijk vind, dan ga ik toch gewoon naar een andere winkel? Ja hé, ze zijn wel lekker goedkoop. Maar stel ik doe dat. En andere mensen vinden het bijvoorbeeld ook wel gênant en die blijven ook weg. Oei, dan wordt ze vast ook ontslagen, omdat er niks meer wordt verkocht en ze geen kassajuffrouw meer kunnen betalen. 

Ik heb hier een probleem te pakken zeg! Help me out! Snel betaal ik haar en sjees de winkel uit. 

Nou, eerst maar eens lekker eten.
 
 

dinsdag 12 november 2013

Hier en nu?


Ik weet het best. De tekenen laten zich niet misverstaan. Tornado’s, overstromingen en codes rood, ’t is dagelijkse kost. Maar al vallen de bladeren met zo’n vaart dat ik een haat-liefde verhouding met mijn hark ontwikkel, zie ik oranje van de hoeveelheid genuttigde pompoenvarianten en veranderen ook de Pieten iedere dag van kleur, ik wil er niet aan. Ik zit volledig in de ontkenningsfase, wat de herfst betreft. Ik moet wel gaan opschieten; voor je het weet is het winter en dan wordt het warrig.

Want in gedachten loop ik nog te dwalen over de kinderhoofdjes in Toledo, op zoek naar het leukste barretje voor het zoveelste biertje. Maak ik honderdvijfendertig foto’s van de windmolens in Consuegra zodat ik thuis niet kan kiezen welke er in het fotoboek mag. Ik vervloek de toeristen in het Alhambra, gewoon omdat ik er lekker Zen doorheen wil lopen. Ik geniet opnieuw van het avondje met onze Spaanse vrienden waarop het niveau van mijn Spaans gelijke tred houdt met het aantal glaasjes wijn. Nog steeds waai ik met alle Levantes mee en duik ik giechelend in angstig hoge golven..
Had ik al gezegd dat ik een levendige fantasie heb?  

Ondertussen heb ik wel een nieuwe winterjas aangeschaft én een elektrische deken. Het begrip behaaglijk krijgt een geheel nieuwe dimensie als ik door het huis hobbel in mijn trendy one piece jumpsuit. (Voorzien van een print die het midden houdt tussen een koe en een dalmatiër - gracias cariño- ). En de openhaard is al zeker vier keer aan geweest, dus ergens klopt er iets niet. Maar veel kan het me niet schelen. Ik word blij van de herinneringen en ik blader dagelijks in mijn fotoboek. Iedereen die langs komt moet er aan geloven; bij iedere foto een verhaal, ik lijk m’n moeder wel!  

Even maak ik me zorgen. Leef ik wel in het hier en nu? Geniet ik wel van het moment? Maar ach, ik doe gewoon aan nagenieten, van ieder moment in Spanje. Daar heb ik hier en nu een hoop lol van.  
Zou dat ook tellen??


 

donderdag 7 november 2013

Culinair reisverslag


“Mens, wat eet je toch veel!!” Geschrokken kijk ik op van mijn bordje. Het is waar. Probeer ik me de rest van het jaar, tegen beter weten in, door de voedselzandloper heen te wurmen, op vakantie in Spanje haal ik de schade moeiteloos in. Steeds als al die borden met plaatselijke tapas op tafel verschijnen zucht ik vertwijfeld. Wéér teveel besteld, hoe krijgen we het op? Maar vervolgens zie ik mijn echtgenoot de porties angstvallig in tweeën verdelen, zo gretig val ik erop aan.  

We volgen een stuk van de Ruta de Califato, een van de best bewaarde geheimen van Andalucía, die de achthonderdjarige aanwezigheid van de Arabieren laat zien en de diepe sporen die zij daar hebben achter gelaten in de Spaanse cultuur. (copy/paste, red.)
Het is ongelofelijk, urenlang rijden we door het heuvelig landschap met niets anders dan olijfbomen op ons pad. En hier en daar een druif. Als ik zeg dat we meer dan 7 miljard olijven hebben geteld dan is dat geen leugen. Hadden kunnen tellen, bedoel ik.
Als we aankomen in het pittoreske (verboden woord volgens mijn lerares ‘bladen maken’, maar vind maar eens een aantrekkelijk synoniem..) Zuheros, kan ons huwelijk niet meer stuk. De sprookjesachtige ruïne van een Moorse vesting torent boven de witte huisjes uit. Boven de ingang van onze hotelkamerdeur, in een verbouwde olijfmolen, hebben golondrinas een nestje gebouwd. Alhoewel  ze een grote bijdrage leveren aan het idee van romantiek, schrik ik me toch te pletter iedere keer als ik de sleutel in het slot steek en er een zwerm uitvliegt. We nemen een duik in het zwembad, aan de rand van een afgrond. Met reling, en een adembenemend uitzicht over de olijfgaarden. 

s' Avonds zitten we als the Lady and the tramp (who is who?), zó romantisch, te dineren aan alweer de rand van een afgrond. Met reling. Wat een pracht, wat een rust. Met recht één van de meest indrukwekkende stukjes van onze rondreis, maar dat beweer ik geloof ik in elk reisverslag tot nu toe.. Een plank ter grootte van een wagenwiel, vol Jamón Y Queso uit de streek, eten we volledig kaal. En we drinken wijn. Culinair hoogtepunt. Hoogtepunt...punt.  

En we willen nooit meer naar huis….


 

zondag 3 november 2013

Vliegend tapijt..


Kom ik thuis van een dagje strand met de meisjes en.. ja hoor, hij ligt er. Ik had al zo’n donkerbruin vermoeden of, zoals ik gisteren iemand hoorde zeggen: “ik zag het lijk al drijven.” Al een paar dagen lag er op de vreemdste plekken in huis een briefje met daarop Kleed. Nou ben ik een meester in het negeren van signalen die wijzen op een verandering in mijn leven. Als ik ze niet recht in de ogen kijk heb ik de grootste kans dat ze mij ook niet zien, toch?  

Hoe het ook zij, ik moet er aan geloven. Mijn eigen, kleurrijke, op de souks te Marrakech in de maag gesplitste vloerkleed is terug op de plek waarvandaan ik het anderhalf jaar geleden liefdeloos heb verdreven. Ik was er zó klaar mee. Altijd die afzichtelijke bobbel in het midden. Nee, geen pakje shag noch een verdwaalde cavia (ken je die mop?) maar een antislipmat met een eigen leven. Meer dan eens wachtte de kat precies tot het moment dat ik de stofzuiger terug in de kast zette om eroverheen te kotsen of, erger, deed hij mij een veldmuis cadeau. Die vrat hij wel eerst kaal zodat zich een bloederig zooitje ingewanden in het handgeknoopte weefsel nestelde; onmogelijk meer als muis te identificeren. En dan al die haren… Ik werd gewoon een beetje vies van het kleed, dat begrijp je. Toen zich op een mooie voorjaarsdag ook het gezelschap vlo & co zijn intrede deed was de maat vol: "Hij vliegt er uit!!"

De kamer was op slag schoon en modern(er). Minder kleurrijk, gezellig en warm, maar ach de zomer stond voor de deur. En dat went snel hoor. Beetje vegen. Dweiltje over het parket. Klaar ben je!
Tegen de tijd dat de herfst naderde begonnen mijn drie overgebleven huisgenoten (echtgenoot, zoon en kat) te morren. Ik hield mijn poot stijf. Heerlijk! Maar nu het kleedloze tijdperk zijn tweede jaar in dreigt te gaan is het blijkbaar tijd voor actie. Met geheime klop-, veeg- en zuigsessies in de garage als gevolg.  

En nu is het een feit. Fris en fruitig kleurt hij de kamer en ik… ik ben verkocht, net zo verkocht als 14 jaar geleden, toen we met het zware gevaarte op ons rug door de straten van Marrakech sjokten en het ons niks kon schelen dat we een godsvermogen aan invoerrechten moesten neertellen bij de douane. Spontaan verschijnen er allerlei mooie beelden uit het verleden op mijn netvlies. Met z’n allen op het kleed voor de openhaard. Glaasje wijn, de spinnende kat erop uitgestrekt, zich koesterend in de warmte van de gele vlammetjes…  

Ik ga languit liggen, neem een slok en ben gelukkig. En ach… morgen gewoon even zuigen!

 

donderdag 31 oktober 2013

Dan moet je me zuster zien…

Niks is onmogelijk, dus ook verhuizen op je 87ste  niet. En dan is mijn moeder nog een van de jongsten uit het huis. Drie jaar geleden zat ze ook al tussen de dozen. Toen dacht ze nog dat ze hier oud zou worden. Serviceflat in het oude buurtje. Beetje door de lange gangen rollatoren op weg naar de ideale hangplek (de wasserette), praatje bij de lift en onder windkracht 4 een rondje in het park. Dik tevreden.

Tot het misgaat. Het huis is nog net niet failliet maar alle zorg verdwijnt en dus moeten de bewoners, gemiddeld 92 jaar, op huizenjacht. Nou hebben we het niet over steuntrekkende ouwetjes, maar prettig is anders. Ook voor ons zou je denken, want voor je het weet app je je suf over wie, waar, wanneer en waarom kijkdagen organiseert, de maat opneemt , dozen bestelt en gaat proefeten in het restaurant.  Maar dan ken je mijn zus nog niet, die leeft helemaal op bij dit soort aangelegenheden! Ikzelf leuter op afstand wat mee en beperk me tot het inpakken van dozen. (Gaat in een flink tempo, not, want iedere foto, elk boek, het chocoladeschaaltje, wat zeg ik, elk serviesstuk heeft zo zijn eigen verhaal. Overigens ongeveer hetzelfde verhaal als drie jaar geleden.) 

Alles gaat op rolletjes tot en met de verhuisdag zelf. Niet zo vaardig in het afkoppelen van wasmachines of andere elektrische apparaten loop ik de verhuizers maar zo’n beetje in de weg en weet ik het grote wachten tot kunst te verheffen. Als je ergens moe van wordt…
Mijn zus echter neemt  direct het heft in handen en laat het meubilair alle hoeken van de kamer zien. Je kan je er maar beter niet mee bemoeien. Maar bij het vallen van de avond zit mama er warmpjes en dik op orde bij.

De volgende dag ontwikkelt zich onverwacht tot de dag waarop alle emoties bij elkaar komen, zeg maar… Mijn kranige oudste zus, voor geen kleintje vervaard, één van de zussen waaraan ik nooit heb kunnen tippen…. ze ligt er plotseling helemaal af. Ik wist het niet. Had geen idee. Wat kan dat kind , nou ja.. 59 lentes toch al, vlóeken! Lau, (van Tiny, op YouTube, red.), is er een kleintje bij. Ik sta ervan te kijken. En niet een of twee keer of zo, maar gewoon de hele dag. En dat terwijl we toch alleen maar even het loodzware bed van papa in een huurbusje hoeven te duwen om het daarna bij haar naar de vierde verdieping te tillen. En dan is de échte verhuizing al een dag oud dus waar hebben we het over??

Zitten we uit te puffen, kopje thee, stroopwafel erbij, kijk ik haar zo’n beetje medelijdend aan en zeg: ”Het is ook allemaal niet niks hè!” “Ja, zegt ze, “nou ja, trouwens, ik hoef morgen niet te werken dus ik denk dat ik maar naar IKEA ga…” 

Niet te stuiten die zuster van mij…
 
 
 

 

donderdag 24 oktober 2013

Dagje uit...

“Jongens, we gaan met de boot naar Cádiz!” ZIP, ZIP, ZIP… Nummer 1, 2 en 3 staan al in de startblokken. De laatste informeert nog even angstig:  “Toeter?” en haar onderlipje begint vervaarlijk te trillen. De vorige keer klapte ze haast overboord van schrik tijdens dit oorverdovende vertreksignaal. Maar haar ondernemingslust en het vooruitzicht van vissen in de haven, al dan niet gefrituurd, winnen het van de angst.
Iets minder ZIP zal je daar nummer 4 hebben. Net als het schildpadje uit Disney ’s  Sneeuwwitje hobbelt ie meestal achter de feiten aan, precies op tijd voor het eind van de pret…  

Kijk, dat is ook zo lekker van in Andalucía wonen. ’t Is altijd klaar-voor-de-start-af qua voorbereiding. Niemand een jas aan want hier geen koude randjes aan de wind. Petten en zonnebrillen zijn cool, die doen ze zelf wel op. Dus een fles zonnebrand, een luier en klaar ben je. Het is werkelijk een aanrader!
 
Wat een genoegen! In El Puerto ligt el Vaporcito al te wachten, de loopplank uitgelegd voor de passagiers, waarvan het gros echt geen toerist is maar dagjesmensen, zoals wij en schoolklasjes op excursie. Het stokoude mannetje knipt de kaartjes. En dan, altijd onverwacht, die vermaledijde toeter.. Langzaam glijdt de boot de haven uit. We wijzen om de beurt: ”Kijk Puerto Sherry, ons strandje, zie je ons huis??” Het licht over het open water verrast me iedere keer weer. Costa de la Luz, met recht! 

Dan storten de Spaanse schoolkinderen zich massaal op ons nageslacht. De lindos, monos, guapos en vooral todos iguales vliegen je om de oren. De oudsten brengen hun Spaanse vieze woordenkennis naar het volgende level en de jongste twee rollen misselijk van de chips, zonnepitten en kleffe blijken van genegenheid van boord. Je hebt er geen kind aan.. 

Op de een of andere manier zijn de winkels altijd dicht als wij in Cádiz zijn. Wel zo rustig. We slenteren door de ‘dunne’ straatjes, waar mama zo dol op is, bezoeken de Kathedraal, drinken cafe con leche en eten een ijsje op het grote plein. “Cádiz is de oudste stad van Europa jongens!” “Ja, dát weten we nu wel, trouwens dat zeggen de Spanjaarden wel, maar daar zijn de meningen over verdeeld.” Hoe komen ze dáár nou weer bij? Zo leer je nog eens wat. 

Tijd om het beloofde visje te gaan eten. Mijn omnibusvullende klaagliederen over de eetgewoontes van nummer 1, 2, 3 (nr. 4 is een allesetende olijfoliebaby) zijn hier in Spanje verstomd. Alles wat vis heet wordt tot de laatste graat verslonden. Wat hou ik toch van dit land! 

In de verte klinkt de toeter, dat wordt weer rennen…verveelt nooit, dit uitje.

 

maandag 21 oktober 2013

...als een hond


Wat ik zo irritant vind van ziek zijn is dat je je echt náár voelt. Het lijkt soms zo lekker om een paar daagjes legitiem op de bank te liggen. Kijken naar series waarvan je het bestaan niet eens vermoedde en waaraan je, eenmaal opgeknapt, nooit meer een gedachte wijdt. Grogs met teveel honing, een dutje midden op de dag en huisgenoten die je medelijdend over het haar strijken, best een aanlokkelijk scenario, toch?

Hoe anders is de werkelijkheid. Een tollend hoofd al op het moment dat je je ogen opendoet. Nauwelijks energie om de wekker een klap te verkopen, keel uitgedroogd en badend in het klamme zweet. Pas als je merkt dat je niet langer the master in your own bladder bent, verlaat je zuchtend en kreunend je bed en bereik je nog net op tijd de wc.
Oei, wat is die bril koud en plotseling voel je aandrang om met terugwerkende kracht een stille tocht te organiseren voor de slachtoffers van het werkwoord radbraken. Nou ja, als je eenmaal beter bent dan hè.
Liggen denk je, mijn koninkrijk voor het onwelriekende dekbed en alle extra dekens die je de avond ervoor kon vinden. Klappertandend graaf je je weer in, maar om nou te zeggen dat je zelfs maar in de búúrt komt van wat je je van dit moment had voorgesteld... Al gauw gloeien je benen op zo’n rare manier dat je niet eens meer weet of ze nou warm of koud zijn. Die onrust is om gek van te worden. Zónder dekens voel je je als een zwerver in een tochtig portiek en mét als een vrouw in de overgang.
 
Ik heb een héél zwaar leven’ (van Birgit Kaandorp), dreunt het onophoudelijk in je kop en je raakt volledig in paniek als je je opeens een paar regels van de tekst niet meer kunt herinneren. Je rustig aan deze toestand overgeven is er niet bij. Weg met die TV en al die andere geluiden, opdonderen met bemoedigende woordjes en goedbedoelde middeltjes. En vervolgens voel je je, alleen in je bedje, de eenzaamste mens op aarde.
 
Een stoet aan klussen die je in deze verloren tijd had kunnen, ja zelfs had móeten klaren, dringen zich op. Voor je het weet lig je stiekem te huilen omdat je zeker weet dat je de vlek niet uit je jurk zal krijgen vóór het jubileumfeest van je schoonmoeder, volgende maand. Ook de afspraak van de kat met de dierenarts, die je huisgenoten hebben moeten verzetten, is de oorzaak van onoverkomelijk leed.

Tjonge, dat was ik even vergeten allemaal. Wat zal ik blij zijn als het achter de rug is!
 
 

 

donderdag 17 oktober 2013

Sport en passie


Had ik al verteld dat ik nogal veel van sport hou? Zoveel zelfs dat het gewoon een beetje eng was, vroeger..? Bloedje fanatiek! Je zal maar elke week bij mij langs de lijn hebben moeten staan, bedenk ik opeens met terugwerkende schaamte. Als iemand het in z’n botte hersens haalde om tijdens een hockeywedstrijd te vragen: “Scheids, hoe lang nog?” dan vloog ik hem het liefst naar de keel. Méér dan eens barstte ik spontaan in huilen uit bij het klinken van het eindsignaal. Mijn sportbeleving oversteeg het niveau van vrijetijdsbesteding, zal ik maar zeggen… 

Tegenwoordig is dat anders. Ik duw een bezadigd balletje naar de overkant van het net en ik kan, noodgedwongen, veel beter tegen m’n verlies. Maar om nou te zeggen dat het heilige vuur gedoofd is …? Nee!  Behept met een onnavolgbaar inlevingsvermogen laaien de emoties in alle hevigheid op tijdens de tennisgrandslams. Eveneens flink buiten proporties. De economen onder ons rekenen mij voor: acht weken (12 %) van het jaar fulltime gekluisterd aan de buis. Dat is wat overdreven, want mocht Nadal er onverhoopt vroegtijdig uitliggen, dan komt er toch heus wel eens iets anders op tafel dan sla met ’n ei.
Ja, treurig of niet, Rafa is mijn idool. Voor mijn 50ste verjaardag werd er al gedreigd met een meet & greet (meet & cheat gniffelde de jongste kwaadaardig) waarop ik verzuchtte: “Jongens, ik had zijn moeder kunnen zijn (theoretisch. red).”

Maar, en nu kom ik toch tot de pointe van dit verhaal: waar ligt de oorsprong van mijn fascinatie? Dat zou ik nou weleens willen weten, want helemaal uitleggen kan ik het niet. Tuurlijk: hij is mijn voorbeeld want deze jonge Spanjaard (!) leeft zijn droom met een focus die zelfs onder topsporters ongekend is. Bovendien: in zijn wildebeestengedrag herken ik een stukje van mijzelf; rondvliegend zweet, tomeloze inzet, de passie van een....flamencodanser…. oké…. Opeens begrijp ik het. Wat een inzicht.. Vandaar die beleving. Het kan niet anders. Alleen Spanjaarden krijgen het voor elkaar.
Dit is dus Duende.
 
 

dinsdag 15 oktober 2013

Feria de Jerez

Het is twaalf uur s 'nachts. Gerommel bij de voordeur. Doe ik open, valt mijn wederhelft naar binnen. Hij kan zich nog net staande houden. Dat is hem eerder op de avond niet gelukt, want zijn gezicht zit onder het zand. Ik steek mijn duim op naar Juan die hem heeft afgezet en grinnik in mezelf: Feria de Jerez, dag één!

Je moet begrijpen dat, tijdens de Feria, de collega's van de Bodega zich dagelijks om drie uur s 'middags verzamelen in hun eigen caseta voor het eerste glaasje jerez van de dag. Daarna doen ze niet veel anders dan eten, dansen, zingen en nog (veel) meer jerez drinken. En...morgenmiddag mogen wij mee! Ik moet nog zien of hij dat redt, denk ik als ie met z'n schoenen op het hoofdkussen gaat liggen. Ik laat het maar zo; hoe dichter met z'n hoofd bij de WC, hoe beter!

De volgende dag behoort rechtop staan niet tot de mogelijkheden en wordt zijn relatie met de toiletpot steeds inniger. Al sluiten we onze badkamerdeur hermetisch af vanwege dit schaamtelijke gebeuren, ons kleine knorritje brengt Esperanza beeldend op de hoogte: "Papa, blwèèh..." Zij lacht zich een Spaanse kriek; leer haar de Feria kennen. 
"Een nieuwkomer slash buitenlander, CFO bovendien, kan het zich niet veroorloven om niet in alle vroegte op het werk te verschijnen na zijn eerste Feria dag." Zoveel weet hij nog wel uit te brengen. In de Bodega geraken is vers twee! Dus uiteindelijk vertrek ik maar richting Jerez, op de achterbank manlief én een gefascineerde peuter die om de kilometer haar vaders hoofd in een zak ziet verdwijnen, Blwèèh!
 
Zodra de poort opengaat rijden we stiekempjes naar binnen om paps ongezien aan deze vernederende situatie te laten ontsnappen. Je zal toch maar door je vrouw gebracht moeten worden...Plan: sprint richting voordeur! Oei! Dat is ff gek; kinderslot! Ik zie me genoodzaakt uit te stappen om hem te verlossen, maar niet voordat: ... Blwèèh..

Inmiddels slaat het voltallige personeel zich, voor het raam, op de knieën van de pret. Maar achteraf zijn ze vol bewondering voor El Holandès die zo spectaculair zijn entree maakte. Ook zíj hebben zo hun (vage) herinneren aan hun allereerste Feria de Jerez!

Na een paar uurtjes is ie trouwens weer helemaal boven Jan, net op tijd voor dag twee!

 

zondag 13 oktober 2013

Kaal & taal



Wat een Spaans luizenleventje leidt ze, het onderkruipsel!
Als de vleesgeworden levensvreugde lacht ze me toe van onder de klep van haar zonnehoed. Die zit zo’n beetje vastgenageld aan haar schedeltje want chronisch blakende zonneschijn en, bovendien, kaal..
Dat is trouwens nog een stevig puntje van zorg geweest. Toen er na een jaar nog steeds geen sprake was van enige begroeiing op het knarretje, sloeg de schrik me om het hart. Alle pruikdragende voormoeders trokken aan mijn geestesoog voorbij. Tel daar mijn eigen schamele bosje bij op en diezelfde levensvreugde daalt al snel onder het nulpunt.
Maar eenmaal een jaar oud wordt er toch een rossig beginnetje gemaakt. Toeval of niet, mét het haar komen ook de streken. Zo is het een misverstand om te denken dat als ze niet kan lopen, ze óók niet kan klimmen. En snel ook! Hoe vaak ze niet met dezelfde vaart, en met datzelfde schedeltje, richting plavuizen gaat.. je hebt je handen vol aan deze garnaal.

Intussen spreekt ze de eerste twee jaar geen woord. Geen Nederlands, geen Spaans, geen Engels.. Nou, zo heel af en toe komt er iets uit. Een bezorgde Esperanza komt op een dag bij me: “Ze roept maar steeds ¡Puta, puta!”  Zodra ik de tandenborstel in het peuterhandje zie, weet ik de gemoederen te bedaren: “Ze is aan het poetsen!”

Tegen de tijd dat ze naar de peuterschool moet kies ik, inmiddels gehard, ze is tenslotte de derde, voor het klasje binnen de school van haar broer en zus. Ze is twee en zegt nog niet veel meer dan nee. Vooral tegen het dragen van luiers. Dat betekent dat ik haar nu met de andere twee de auto uitgooi op de Kiss&Ride zone, gewapend met een rugzak vol schone kleren, want als je niet kan praten…

Als ik haar na de eerste ochtend (toch een beetje in de rats natuurlijk) in dezelfde outfit, droog en wel, op me af zie komen ben ik met stomheid geslagen. Zal je net zien dat er een communicatiemomentje met de juf is. “Is ze dan helemaal niet naar de WC geweest?” ”Claro que si.” ”Maar.. huh.. hoe..wat…?” Mijn Spaanse vraagwoorden laten me volledig in de steek. “Nou”, zegt de juf, “ze stak haar vinger op en sprak: “Quiero hacer pipi…”

Het loeder!!!


donderdag 10 oktober 2013

Baas boven baas

“Mama, kijk eens, mama, mama kijk eens!”
Hij hangt ondersteboven in het…
 
Ik heb nu al een hele tijd zitten denken hoe ik dat ding moet noemen.
Het is eigenlijk een groot ijzeren frame op lange palen met een rieten dak erboven. Een multifunctioneel object dat een aantal flinke uitdagingen in zich herbergt. Hier wordt o.a. het synchroon klimmen beoefend. Aan de ene kant klimt het elastieken baasje zo snel als de brandweer in een paal. Aan de andere kant houdt zijn zus hem maar ternauwernood bij. Eenmaal boven slingeren ze zich als orang-oetangs van de ene dwarsspijl naar de andere, elkaar passerend en, als extra handicap, manoeuvreren ze zich ook nog langs de touwen van de babyschommel waarin hun zusje aanmoedigend zit te kraaien. Aan de overzijde laten ze zich, snel als dezelfde brandweer, naar beneden glijden. En dan nog zo’n 100 keer. Een apenverblijf is er niks bij. Allemaal veilig verzameld onder het dak van het schaduwhuisje (is dat wat, als naam?). 
Ik sta daarentegen midden in het onbarmhartige zonlicht de algen van het zwembad(je) te krabben. Andalusische zomer, dus 40 graden+ aan zee (op 500m). Ik verlang stiekem naar het moment dat ik naar binnen kan, mijn dikke buik achter me aanslepend, had ik bijna geschreven, zó voelt het af en toe. Siësta.. kleintje in bed, groten voor de 49ste keer voor Robin Hood en ik op de bank waar ik nog tijdens de titelsong in slaap val… 

Maar intussen hangt de kleine baas dus met zijn knieholtes rond de dwarsspijlen, handen los. Goed voor menig hartverzakking. Niet bij mij, want 100% vertrouwen. Hij heeft zojuist zonder al teveel pijn in z’n hart afscheid genomen van zijn deftige peuterspeeltijd. Niets anders aan overgehouden dan een chronisch enthousiasme voor de grote vakantie. (Nou ja, aanvankelijk begon hij ook een logopedische behoefte te ontwikkelen, dachten wij. Tot we ons realiseerden dat hij alle s-klanken op zijn Spaans/Andaluz uitsprak. In het Nederlands dus.) 
Nu verheugt hij zich op de basisschool waarover zijn zus met haar ontembare fantasie, wij hopen tenminste dat we alles door 3 kunnen delen, de meest onwaarschijnlijke verhalen vertelt.
Ons baasje deed nog wel even een check: “Mama, zitten er dan alleen jongetjes op die school?” Hoe kom je daar nou bij? Sophie zit er toch ook op?” “Waarom heet het dan de Baasjesschool?”



 

maandag 7 oktober 2013

¡Que dura, la vida...!

“Nee, joh. Dat is toch hartstikke leuk? Spelen met alleen maar Spaanse kindertjes? Hele lieve juffies die helemaal geen Nederlands spreken.. Spaanse liedjes leren? Daar hoef je toch niet bang voor te zijn?” Laat er een geloofwaardigheidsrating op los en ik scoor min 10.
Het zweet druppelt haast tussen onze handen vandaan. Hou ik hém vast of hij mij?  

De eerste weken waren een feest. Zo moeilijk is het niet hoor, om je handschoenen in te ruilen tegen je korte broek. Lekker in zee zwemmen terwijl de voorruitkrabbende achterblijvers zich opmaken voor een miezerig voorjaar. God in Frankrijk, maar Jezus in Spanje!
Bij het uitzwaaien van de meegereisde opa en oma staat dan ineens de werkelijkheid op de stoep: dit is geen vakantie, dit is het leven. Hoe ging dat ook alweer? Kijk, in de voorbereiding zijn daar natuurlijk de nodige uurtjes in gestoken, school is geregeld, bijvoorbeeld. In feite dus een kwestie van halen en brengen, zou je zeggen.  

Maar die emoties, iedere keer nekken ze me. Ben ik nou zo’n watje? Heb ik nou geen vertrouwen?In mezelf? In mijn nageslacht? Ik betrap me erop dat ik onze leerplichtige kinderen het liefst lekker een beetje in de anonimiteit  vakantie wil laten vieren in onze heerlijke Spaanse tuin. Ja ... voor de rest voor hun leven. Gelukkig voed ik ze niet alleen op want dan gleden ze nu nog dagelijks van de glijbaan in het opblaasbadje. 

School, dus!! Als ik hoor dat de oudste bij het enige Nederlandse jongetje, tevens buurjongetje, in de klas komt, ben ik bereid om me tot het Katholicisme te bekeren en alle Spaanse beschermheiligen op mijn blote knieën te danken. Want even mee de klas in en een boekje lezen voor aanvang, zó’n school is het dus niet. Meer één van: op de kiss and ride zone uit de auto flikkeren en maar zien hoe je ze terugkrijgt. Dus dat komt goed, samen met Tristan! 

Maar met mijn driejarige zoon aan de hand loop ik met kloppend hart naar het peuterklasje in Casa Grande, hoofdkwartier van ‘de club’, gelegen aan golfcourse en tennisbanen.
Bij aankomst moet ik even slikken en dan niet alleen vanwege de propere chloorlucht die ons op de keel slaat. Ik had het natuurlijk kunnen weten. Een club waarvan de contributie verschillende maandsalarissen bedraagt - en dat voor óns door de werkgever wordt betaald (kom daar in deze tijd nog maar eens om) –  daar vallen wij een beetje uit de toon. Bedremmeld kijk ik van onze afgetrapte slippers (ja hé, 24 graden) naar de keurige lakschoenen van de juffen, de meisjes én de jongens…
Wie A zegt moet ook B zeggen blijf ik in mijn hoofd herhalen. Bibberig draag ik mijn mannetje over aan de vriendelijke, dát wel, juf. 

Gelukkig is het maar voor drie maanden, spreek ik mezelf op de terugweg toe terwijl ik mijn tranen wegveeg. In die tijd maakt hij er één vriend: de voetbal, en spreekt hij er geen enkel woord, in geen enkele taal. Toch beweert hij bij thuiskomst steeds dat het er leuk is. Hij is namelijk dol op ballen.

 lees volgende keer: “Hoe het toch nog goed kwam met Sjoerd…”

vrijdag 4 oktober 2013

Horror (T.S)*


Er gebeuren rare dingen als je door een dorp fietst. Dat blijkt maar weer als er op een mooie zaterdag een grote Amerikaanse Chevrolet over de ophaalbrug klappert. Op de achterbank zit een bruidspaar. De bruid neemt zoveel ruimte in, dat het me niet zou verbazen als de bruidegom de hele rit zijn adem in moet houden. Dat komt niet alleen omdat de bruid een tikkeltje dik is, maar vooral omdat ze verborgen gaat achter een wolk van tule. (Tule is eigenlijk gewoon gaas, maar dat is voor een bruidsjapon een te gewoon woord.)
Het ziet er vertederend uit temeer omdat ze allebei niet meer de jongste zijn.
Allerlei gedachten gaan door mijn hoofd. Zo van dat ze elkaar op latere leeftijd tegen het lijf liepen, net toen ze er allebei niet meer op rekende ooit nog de ware te zullen vinden..
 
Als ik ze zo mijmerend nakijk zie ik opeens iets geks… Uit de op een kier staande achterbak steekt een vrouwenbeen, het bloed sijpelt van haar dij in een hooggehakte schoen.  Ernaast piept bovendien óók nog een mannenbeen naar buiten, eveneens met bloedvlekken op de nette grijze broek.
De alarmbellen rinkelen in mijn hoofd maar niks 112: mijn speurneus neemt het onmiddellijk over. Als een gek peddel ik er in de hoogste versnelling achteraan. Nog geen idee wat ik ga doen als ik ze inhaal. Als net buiten het dorp de brug opengaat trapt de bestuurder op de rem en stap ik haastig af. Buitenadem kijk ik wat er nou eigenlijk aan de hand is. Potverdikke, het zijn gewoon de benen van etalagepoppen! Mijn speurneus trekt zich teleurgesteld terug. Ik snap er niks van.

Maar dan krijg ik opeens  visioenen van akelige scheidingen en ex-geliefden die op deze heugelijke trouwdag zogenaamd voor altijd verdwijnen. Grappig bedoeld, maar ik vind het erg luguber en macaber, een beetje griezelig ook. En vooral niet zo netjes.

Ik kijk de trouwauto na en denk: “Op weg naar de tweede leg!”
Maar eigenlijk moet ik daar niet aan denken...
 
*(True Story)