dinsdag 16 december 2014

Voor onder de Kerstboom?

Nu loop ik echt al anderhalve dag te zingen en te neuriën. En dan met name tijdens het optuigen van de Kerstboom, wat ik een verschrikkelijk heerlijk werkje vind. Zalig rommelen in het Nu en, toegegeven, ook een tikje nostalgisch in het verleden als ik het Koekemannetje begroet en allerhande zelfgebakken engelen (brooddeeg).
Ik heb me herhaaldelijk afgevraagd waarom onze kinderen deze versierpassie niet met mij delen. Langzamerhand begint het tot me door te dringen dat het dáar waarschijnlijk fout is gegaan: delen! Het zou zo maar kunnen dat ik gewoon nooit heb begrepen dat er meer manieren van de kerstboom optuigen in omloop zijn, of dat de meningen over het resultaat weleens uiteen zouden kunnen lopen. Ik voel me zo op en top vredig dat ik deze overwegingen oordeelloos voorbij laat gaan.
 
Wat ik dan zoal zing en neurie? Ja, dat is even gek.. Het gaat om een lied van van Kooten en de Bie uit 1983: “Balle in me buik”. In feite niet zo toepasselijk, zou je zeggen, bij heel het kerstgebeuren, maar hoeveel stoffige CD’s ik ook draai, hier kan zelfs Mahalia Jackson niet tegen op, laat staan Joling op the Christmasstation.
 
Ik kreeg het filmpje  gisteren op YouTube toegestuurd, via Whatsapp. (Wie had dat gedacht in 1983?) En ik heb zo onbedaarlijk hard gehuild van het lachen. Uitgebreid geLold en geRofld natuurlijk (Huh? in 1983). Wacht ik geef de link even mee: 
 
De vieze man van van Kooten, wát een kop en wát een creativiteit. Gruwelijk geniaal! Ik heb het zeker al zeven keer bekeken! Ik word er zo blij en vrolijk van. Feitelijk krijg ik er gewoon balle van in me buik, bedenk ik me nu. Kerstballe dan maar? Vooruit, om een beetje in de sfeer te blijven.

 

donderdag 20 november 2014

Inzicht

Het is toch zo? Iedereen claimt toch tot de dag van vandaag zonder sokken in z’n schoenen te lopen? En op te scheppen: ”Pff, vorige maand zwom ik nog in zee!!” Of: ”Nog helemaal m’n winterjas niet aangehad, jij?” Of ligt het gewoon aan mij? Ben ik een zomertype? Absoluut!  Ik ben dol op de warmte en, sneu of niet, ik voel nog altijd de opwinding van leuzen als: ”Veronica komt naar je toe deze zomer…!” Zoals het laatste herfstblad zich vastklampt aan de boomtak, zo wanhopig probeer ik de zomer vast te houden, want als ik loslaat… 
 
Ik lees net dat extreme gehechtheid aan positieve gevoelens ervoor zorgt dat je er niet genoeg van kan genieten. Dat je iets gaat najagen en, inderdaad,  je er aan vastklampt uit angst het te verliezen. Dat je daarmee het tegenovergestelde bereikt van genieten, namelijk een aversie tegen het onvermijdelijke.  
 
Het klopt! Terwijl het nog heerlijk weer was, vervloekte ik al die lange, saaie winter.
Onmiddellijk schiet een stukje tekst uit Joop ter Heul me te binnen:
"Voor je het weet zitten we weer midden in het voorjaar", voorspelde Leo optimistisch. "Het is allerliefst van je om dit in oktober al te beweren", zei ik, " maar je kunt onmogelijk ontkennen dat er na iedere zomer weer zo'n afgrijselijke winter komt."
Goh, dat was altijd één van mijn lievelingsstukjes en nu snap ik pas goed waarom het zo bij me past.
 
Ik lees over kijken en niet oordelen, de ruimte om het rotgevoel heen vergroten, over vertrouwen, loslaten en leven in het moment. Instemmend knikkend sla ik de wollen omslagdoek nog eens stevig om me heen, ja zeg, de verwarming mag echt nog niet hoger hoor, dan is de zomer écht voorbij...
 

Haha, ik spring op, steek mijn nieuwe kaarsjes aan en ren naar buiten, op zoek naar sprokkelhout….
                                               (Nou ja, openhaardhout uit de schuur…, maar tóch!)
 

vrijdag 7 november 2014

Bicicleta

Jaren negentig, el Paraiso  aan de Atlantische kust. Natuurlijk hebben we allemaal een fiets. Die van ons tweeën zijn gewoon meeverhuisd uit Nederland, maar voor de kinderen gaan we op zoek naar een fietshandel. Laat die in Spanje nou niet op iedere hoek van de straat zitten! Dit in tegenstelling tot de Farmacias overigens, daar  struikel je gewoon over. Best handig natuurlijk, maar je hebt er niks aan als je een kinderfiets zoekt. 
 
Wat grappig is het eigenlijk hoe iedereen in Nederland opgroeit met een fiets. In Spanje is het (nog steeds jaren negentig hoor) óf een sport-item of speelgoed. Nou ja, de eerlijkheid gebied me te vermelden dat ik de kinderen toch meestal met de auto naar school breng, al was het maar om ze de schande te besparen om met de vinger nagewezen te worden.  Zo’n Spaans-Engelse school is toch al beproevend genoeg voor ons kroost; armzalige kaaskopjes tussen de elegante Ricos Viejos en Nuevos uit de wijde omtrek. 
 
Maar evengoed hebben ze, met dank aan dezelfde kaaskopjes, het fietsen snel onder de knie op de Toys R Us exemplaren. Dus fietsen we, Levante of geen Levante, op zondagmiddagen, en zaterdagen ook, en de hele grote vakantie eigenlijk, langs de zeekust, naar de vuurtoren, langs allerhande chirinquitos waar we een hoop ijsjes eten (lees: biertjes drinken), en komen we uiteindelijk altijd weer in zee terecht!! 
 
Heb ik eigenlijk ooit een fietstocht met mijn ouders gemaakt, vraag ik me nu af.
Niet toen ik klein was. Dat was meer wandelen, met frisse tegenzin en zonder ijsjes op zondag.
Ik herinner me vaag een ritje op eerste Paasdag richting Hoek van Holland. Niemand had echt zin, behalve ik, en het regende dat het goot. Ik was al minstens twintig. 
 
Dan zie ik me opeens weer naast m’n vader fietsen in ons dorp. Hij was misschien drieënzestig en leende de fiets van mijn echtgenoot, gezegend met aanmerkelijk langere benen dan mijn vader en ik.
Toen plotseling de spoorbomen dichtgingen slingerde hij onhandig heen en weer en probeerde een voet aan de grond te krijgen. Dat was niet direct eenvoudig en met het andere been op negentig graden over het zadel, remde hij al steppend af, om uiteindelijk vlak voor het spoor tot stilstand te komen.  Zijn kin nog nét niet op het stuur en een verwilderde blik in z’n ogen.
Genadeloos was het commentaar van één van de omstanders:  
 
“Zó, dan kan je nog beter een anker uitgooien!”  
 
P.S. Wie mijn vader heeft gekend weet hoe zoiets aankomt…
 

donderdag 23 oktober 2014

ZIN.


Vét clichématig jagen de herfstbladeren in kringen voor me uit over de weg. Huiveringwekkend indrukwekkend.  Ik word er een beetje melancholisch van, zoals ik zo vaak heb bij natuurverschijnselen,  maar het heeft ook te maken met mijn missie.  

Ik ben op weg naar een zorgboerderij. Da’s lang geleden, mijn bezoekjes aan een zorgboerderij. Die zijn slechts terug te vinden onder het –nog te schrijven- hoofdje ‘Toen het leven nog ZIN. was’.
Ik ben er een beetje opgewonden van.  Zou het nog altijd…? Ja hoor! Zodra ik het erf opdraai, zie ik ze al bezig. De hulpboeren. Mensen met een hulpvraag die helpen op een boerderij. Voor wie het leven inhoud heeft omdat ze verantwoordelijk zijn.  Voor het voederen van het vee, het snoeiwerk of de moestuin. Ik heb zo’n ongelofelijk positief gevoel bij deze mensen en zo mogelijk nog meer bij hun begeleiders, bij het hele concept eigenlijk. De wereld zoals die bedoeld is… of bekijk ik het nou iets te romantisch? 

Je hebt er jonge mensen die het niet gemakkelijk vinden om contact te leggen, maar die weten dat goedendag zeggen er nu eenmaal bij hoort. Anderen tackelen de eerste de beste bezoeker en leggen, stralend van levenslust, hun hele ziel en zaligheid bloot.

Plotseling schiet me een voorval te binnen van toen ik, ten tijde van ZIN., met een collega een project leidde op een zorgboerderij. Eén van de hulpboeren, een ‘geen blad voor de mond nemend typetje’ met het syndroom van Down, raakte maar niet uitgepraat over wat voor ’n stadse meisjes wij wel niet waren! Zo hadden we ‘geeneens geen’ eigen kaplaarzen, of een overall!
Waar zij aan het einde van de dag nog blaakte van de energie, kon je ons zo ongeveer opvegen, na alle verantwoordelijkheden betreffende het project. Toen we tevreden evaluerend terug naar de kantine slenterden, stond ze al te zwaaien en schreeuwde ons van verre toe: “Hé, meiden jullie veters zitten los!!”
Een beetje bedremmeld keken we naar onze voeten waaraan nog altijd de geleende kaplaarzen prijkten!! Onze vriendin rolde over de grond van het lachen en voegde ons toe, “Nou.. jullie zijn ook niet meer helemaal  Up to date…” 

Romantisch, melancholisch, noem het maar, ik vind het heerlijk om weer eens  in zo’n omgeving rond te lopen. Zou je gewoon eens moeten doen, al was het maar voor de biologische courgettesoep …
 

 

dinsdag 30 september 2014

Niet stuk te krijgen

“Je mag weleens wat meer tijd besteden aan het inparkeren”, bijt de man me toe. Hij komt net z’n huis uitzetten als ik wil uitstappen. Ik glimlach eens liefelijk naar hem, want ik denk eerst nog dat ik hem niet goed heb verstaan. Dan valt het kwartje en ik kijk naar de auto. Ja, die kan inderdaad wel een centimeter of 10 meer naar rechts. (invoegen smiley met wegdraaiende ogen, red) “Oh, eh, vindt u dat heel vervelend?” vraag ik onbewogen. Hij schrikt zichtbaar van mijn beheerste reactie en mompelt: “Nou ja, echt handig is het niet.”  “Weet je wat…?”, ik jubel gewoon vanbinnen (waarom in hemelsnaam?) en straal dat waarschijnlijk ook uit , “dan zet ik ‘m een beetje beter in het midden, OK?” Inmiddels lacht de man naar me, wel een beetje besmuikt nog, en antwoordt: “Bedankt en fijne avond verder…”.

Vervolgens stapt ie vier auto’s verderop in zijn eigen auto en rijdt weg. Dat is dan wel weer even gek. Maar goed, misschien is de auto naast de mijne wel van z’n vrouw. En die kan bijvoorbeeld wel omvangrijk zijn qua postuur, de vrouw, niet de auto. En dan ziet hij zichzelf morgenochtend al overal aanbellen om te vragen van wie die auto is, omdat hij haar met geen mogelijkheid in het vehikel geperst kan krijgen. Zou zomaar kunnen. Verklaart volledig zijn geïrriteerde houding. Zou ik ook hebben, toch?

Nou, zo zeker ben ik er eigenlijk niet van. Ik weet even niet zo goed waarom ik zo rustig bleef. Normaal gesproken ben ik veel meer van het korte lontje. Niet dat ik de goede man naar de keel zou vliegen of zo, maar een tikkeltje verongelijkt in de verdediging schieten, dat zou je wel verwachten...
Ha!! (tekstwolkje met (spaar)lampje red.) Misschien heeft het wel te maken met het verlichte weekendje aan zee.. Dat het zonlicht nog wat na zit te weerkaatsten in mijn hersenen en dat het zilte zeewater mijn ego heeft weggespoeld. Dat zou toch wat zijn zeg!

 

zaterdag 20 september 2014

Happily applely

Holadebola. Verschrikt stap ik opzij als er een geurig appeltje rakelings langs mijn hoofd in het gras ploft. ”Killed by the appletree” zeg ik hardop … ja, mooie titels genoeg …
 
Mooi appeltje ook . Ik kieper het bij de rest en laat mijn bio-vruchtjes lekker heen en weer roffelen in mijn, niet zo bio, plastic krat. De wormstekige en anderszins gehavende exemplaren vis ik eruit voor mijn eigen appeltaarten, maar met een nog volle bak loop ik naar de straat waar ik ‘m op het krukje plaats, voorzien van het opschrift: Gratis appeltjes.. Plastic zakken erbij.. Het is al de tweede krat. De eerste was in een mum van tijd leeg, al heb ik niemand gezien die een zakje vulde. Dus ik had ‘s nacht visioenen van elkaar, met mijn oogst, bekogelende hangjongeren. Maar daarvan zijn geen bewijzen gevonden. 
 
Ik heb het er maar druk mee. En het geeft me zo’n heerlijk gevoel. Alsof ik tóch de boerin ben die ik ooit, toen ik vier was, wilde worden… Dat had nooit gekund hoor. Ik ben zo bang voor muizen, dat is gewoon pathologisch en dat kan niet op een boerderij. 
 
Tja, waar ik al niet blij van word tegenwoordig. Er komen allerlei enigszins cynische, of toch in elk geval geestig relativerende, opmerkingen in mijn hoofd op, want ‘het moet toch niet gekker worden’. Maar het hoeft niet. Ik mág gewoon van mezelf.  
 
Bovendien stap ik vanochtend uit de auto  – Ik moest de jongens naar de tennisclub brengen, nog niet gedoucht, zónder make up, moet inderdaad niet ál te gekker worden. Dat doe ik anders nóóit. Ik vind het ook zo leuk dat ze de hele dag met z’n drieën gaan ballen en néé, ze hoeven niet te winnen, joh, as ge maar leut hét en ik kom nog wel even kijken–  Afijn, ik stap dus uit de auto en er staat een schattig jongetje naar me te lachen, op z’n houten loopfiets. Ik zwaai eens vriendelijk naar ‘m en zeg z’n moeder gedag, die via haar zoon tegen mij begint te praten: “Kijk eens Joep, dat is de mevrouw van de appeltjes, waar we die lekkere taart van hebben gemaakt.” Kijk, daar lichten mijn ongemaakte ogen van op. Of ze er nog méér wil, vraag, ik, ze staan er immers voor, maar het hoeft niet hoor.. Ze neemt nog een zakje mee. 
 
Mij kegel je niet meer omver vandaag:
Achttiende appeltaart bakken? Heerlijk.
Een dik uur lopen om mijn auto op te halen bij ’t ANWB servicepunt? Prima!
Regenbuitje op de tennisbaan? Niet erg.  
 
Maar dan:
Ze verliezen al hun partijen.. Tja…
Frustratie …Hm...
Tijd om naar huis te gaan? Absoluut!
 
Nou ja, het was ook té gek geweest natuurlijk… 
 
 
 

vrijdag 22 augustus 2014

Verlichtend pad

Nou vinden we Bilbao al een overweldigende ervaring, want het Guggenheim (aanrader, red.), maar ook gewoon zo …eh… Spaans. Ongelofelijk, we voelen ons, toch op 1000 kilometer afstand van waar we ooit woonden, meteen weer thuis. De tapas mogen hier dan Pintxos heten, we laten ze ons er niet minder om smaken in het, niet alleen in Bilbao maar ook vér daarbuiten wereldberoemde, café Bilbao. Het aanbod is zo gevarieerd dat we er uren naar staan te koekeloeren. En wat doe je als je niet kan kiezen….ja, dan probeer je ze allemaal! 
 
En wat een gastvrijheid. Als we tussen de middag in een eenvoudig restaurant neerstrijken, blijkt het beloofde wijntje bij het menu del día een hele fles te zijn, en dan hebben al twee biertjes op, om half drie s’ middags.. Van het Museo de Bellas Artes, na de lunch, kan ik me gek genoeg niet veel meer herinneren… arte muy bella…sowieso.  
 
Maar dan … óp naar de Picos de Europa. Nu spraken de kalkstenen pieken op de plaatjes al tot de verbeelding, maar méns, je moet het meemaken! We arriveren in een dorp waarvan ik de naam angstvallig geheim houd, want voor je het weet  wordt het een Nederlandse of, erger, Gooische enclave. Als ik niet beter wist zou ik zweren dat we ons op de geboortegrond van Peter en Heidi bevinden. De tijd heeft hier stilgestaan en ik ben achteraf blij dat we deze eenvoudige herberg gebookingpuntcomd hebben, zodat alles ook helemaal klopt. Ik raak even schrijfkrampachtig, als toen sprakeloos merk ik … Ik kijk en snuif: ”Puur geluk”. Met de nadruk op zowel puur (gras en koeienstront) als geluk (vervulling). Al zou ik eigenlijk moeten zeggen innerlijke rust, maar dat weet ik dan nog niet.  
 
Hier is het niet moeilijk om Verlicht te raken. Hier komt alles bij elkaar. We genieten van iedere stap tijdens onze bergwandelingen en twijfelen er geen moment aan of we onze bestemming zullen bereiken. Nou, eerlijk gezegd verdwalen we wel een paar keer flink in el medio de nada, zonder ook maar een hond tegen te komen. Ook dat is niet waar. We spotten er één (hond) met de verrekijker, opgewonden want zeker wetend dat het een wolf is… tot we ook de eigenaar in beeld krijgen. Maar spiritueel gezien zijn we goed bezig.  

Het is in alle opzichten een onvergetelijk, tevens onbeschrijfelijk (zucht) pad dat we afleggen tijdens ons vierdaags verblijf in de Picos. Ik zou haast zeggen een spoedcursus Verlichting. Laat ik nou net híer dat boek lezen. Toeval??


 
 

 

maandag 18 augustus 2014

Sukkel

Het is sappelen. Dat komt zomaar in mijn hoofd op. Waarschijnlijk klopt het. Sappelen betekent immers ploeteren. ‘Om het hoofd boven water te houden’ wordt er bij sommige definities toegevoegd, maar dat gaat me te ver, alhoewel… 
 
Hoeveel extra plezier beleef ik aan mijn bestaan door het lezen van boeken die mij bij de haren uit het verleden slepen, de toekomst buiten de deur houden en mij nog slechts in het Nu plaatsen. Op weg naar Verlichting, al klinkt me dat alweer veel te toekomstgericht  in de oren. Dus ja… 
 
In de natuur, tijdens het wandelen, ben ik al bijna een verlicht persoon. Vrij van gedachten sta ik opgewekt in mijn blije eierenstand en is geen berg te hoog. Letterlijk ook, want niet te stuiten en geen centje pijn omdat ik ook ánders tegen vermoeidheid en ongemak aan kan kijken. Bovendien vertrouw ik op mijn zelf genezende vermogen. Dit is pas leven toch? Ik neem me voor dat bij thuiskomst, terug in de harde werkelijkheid, vol te houden. Of kan dat niet? Is dat opnieuw invullinggeven aan wat er nog moet komen? Moet ik gewoon denken ‘we zien wel’. Och heer, denken, dat moet ik al helemaal niet doen. En hoe hard is die werkelijkheid eigenlijk? 
 
Onderdeel van die werkelijkheid is sport. Heerlijk ontspannend en even los van welke gedachte dan ook. Tot ik wedstrijden ga spelen. Mijn ego beleeft hoogtijdagen. Die pakt me stevig aan en laat geen spaan heel van mij als sporter en ook als mens. Ik weet wat me te doen staat en raap mezelf bij elkaar. Ik word toeschouwer, bewust, zonder oordeel en ja, een blij ei natuurlijk. Vervolgens verlies ik onnodig en vind het niet eens erg. Tot even later mijn fanatisme me hoofdschuddend in de ogen kijkt…. Focus?? Spelplan?? 
 
Nieuwe rondes nieuwe kansen. Lekker dubbelpartijtje en het gaat best goed. Na vier games schiet het bij de tegenstander in het bovenbeen. Gedachten aan opgave en spoedige winst schieten door m’n hoofd, ik zal het niet ontkennen. Ja zeg, het giet van de regen en Bertha’s staart zwiept ons om de oren. Maar voordat ik het weet bied ik mijn diensten aan om haar zelfhelende vermogen te vergroten. Met als gevolg genezing, een drie uur durende driesetter, drie keer van de baan af vanwege wolkbreuken en natuurlijk verliezen…
 
‘SUKKEL!’ is het onbarmhartige oordeel van de thuisblijvers, maar ja wat moet je.. 
 
Als nog lang niet verlicht blij ei verkeer ik in staat van verwarring, maar dat had je waarschijnlijk al begrepen..?! Sappelen dus; ploeteren om het hoofd boven water te houden. Zeker als het zo regent.

vrijdag 23 mei 2014

La noche es joven..

Het is half twaalf als ik bij een vriendin de deur uitstap. De zwoelte van de nacht valt als een deken op me (serieus!) en ik trek de conclusie: “Mijn leven is voorbij”.
 
 
Dat vind ik zelf ook wel even gek. Blijkbaar  gaan mijn gedachten zó snel dat ik ze niet kan bijhouden.  Dat heeft volgens mij te maken met associaties. Die warmte met bijbehorende geur leidt terstond tot het óehlala-gevoel van zeg, honderd jaar geleden. Toen móest je gewoon wat met zo’n nacht. Zo’n nacht trilde van anticipatie. 
 
Voordat ik me die associatie realiseer, heb ik mijn reactie blijkbaar al geformuleerd en in de gauwigheid de tussenliggende overwegingen overgeslagen. Die zullen ongeveer neerkomen op: 
 
“Goh, wat een nácht zeg. Ongelofelijk. Weet je nog, vroeger? Toen was de nacht gewoon nog jong, en ik trouwens ook! Toen stortte ik me er in als… nou ja, als wat dan ook! Maar nu, nu ben ik móe zeg. Ik zou willen dat ik nog wat wilde.  Nou ja, willen.. Feit is dat het nu niet het begin van iets is, nee, het is ontegenzeggelijk het einde, van de dag dus. Toch raar. Deze nacht geeft mij wel de kriebels van weleer, maar ik berust er in dat ik er niks mee ga doen. God, wat fijn dat ik er niets mee hoef zelfs, maar tegelijkertijd ook, tjee wat suf eigenlijk… Want waaróm niet? Nou gewoon, geen enkele behoefte.” Conclusie? “Mijn leven is voorbij..” 
 
Zo werkt dat en ik moet er op het zelfde moment al om lachen.  Nostalgie en een klein beetje heimwee naar andere tijden: das war einmal! Maar zou ik nou echt terug willen? Ik heb net een heel gezellige avond gehad vol waardevolle gesprekken. Zolang ik zulke avonden beleef is mijn leven nog láng niet voorbij, mits ik tijd van leven heb natuurlijk. Anders wordt het een heel ander verhaal.
 
P.S. Eén van mijn kinderen reageert op mijn filosofische behoefte meestal met:
“de één noemt het passie, de ander midlifecrisis." Moest ik ook zomaar ineens aandenken.
 
 

vrijdag 7 maart 2014

Ik snap er geen hout van..

“... ik weet het niet, ik weet het niet.”  “Wat dan?” “Dat ding rookt als een dolle, ik zie geen hand voor ogen!” “Nou, nou nou, ..” relativeer ik meesmuilend. 

Toegegeven. Sinds het lege nest gaan we steeds meer op Gé en Arie lijken. Al deden we dat al veel langer als je sommige gezinsleden moet geloven. Maar die haard geeft toch te denken. Ik zie de schoorsteenveger hier vaker over de vloer dan de meeste van mijn familieleden, en inmiddels kan ie van mij het dak op! Beetje vage verhalen over knikken in het rookkanaal en .. wacht ik pak het mailtje er even bij: 

“…Mijn dringende advies is dan ook een roterende schoorsteenkap te plaatsen om er voor te zorgen dat de rook het kanaal sneller en beter verlaat en om er ook voor te zorgen dit probleem in de toekomst te voorkomen.” Á €250. 

Goh, met een beetje goede wil zou dit ook zo maar het advies van een longarts kunnen zijn, bedenk ik me nu .. Maar toen was de schoorsteenveger dus al een aantal keer langs geweest en dan denk je…zal wel aan het hout liggen, het knettert immers ook de pan uit. Helaas, de rook slaat in toenemende mate op je luchtwegen en erger nog, want plotseling begint de haard te gieren. Even veronderstel ik dat het is opgelost, het obstakel is er uitgevlogen, maar néé, het is een heuse schoorsteenbrand. De rook verspreidt zich van onder naar boven in het huis. Niet dat ik dat meekrijg overigens want mijn carpooler staat voor de deur. “Nou doei.. blusze hè”, roep ik nog geestig.
 
Gelukkig is er nog iemand met tegenwoordigheid van geest in dit lege nest. Klep dicht, zodat de zuurstoftoevoer wordt afgesloten. Ja, daar was ik waarschijnlijk niet opgekomen.

De omvang van het verhaal ontgaat me trouwens helemaal een beetje. Maar als de nieuwe schoorsteenkap me vrolijk tegemoet staat te roteren als ik aan kom fietsen en als ik vlak daarna de foto van de opbrengst van de brand onder ogen krijg, ja dán pas slaat de schrik me om het hart: Wat ’n mazzel dat er toch één van ons z’n hersens bij elkaar weet te houden.. Wel jammer dat het vaak dezelfde is… 

“U kunt weer lekker stoken hoor”,  garandeert onze zwartgeblakerde vriend,  tot aan de voordeur. Laat het nou opeens lente worden…

 

woensdag 26 februari 2014

Wak


“Zo, dan glij je even in een wak!” .. zouden een paar van mijn vrienden zeggen.


Zoals al eerder vermeld was ik het helemaal niet van plan. Die Russen met hun homohaat en anderszins Middeleeuwse opvattingen. Ik gun ze het niet. Boycotten of in elk geval zo weinig mogelijk kijken. Dat zei ik vooraf want ik ken mezelf, dat wordt nooit helemaal niét kijken..


Maar voor ik het weet zit ik mijn hele dagprogramma om een parallelle afdaling op een snowboard heen te bouwen. Je gaat er eens lekker voor zitten, je knippert met je ogen en hóp, de Hollandse bijdrage is alweer voorbij. Ja, wat nu te doen? De rest van de middag naar allerlei onbekende snowboarders kijken en hopen dat ze vallen?? Inderdaad. Ik krijg een hekel aan mezelf. Ik heb verdorie zelf nog nooit op zo’n ding gestaan. 

Dwangneurotisch houd ik het programma bij de hand; blaf iedereen af die in de buurt van de afstandsbediening komt. Op schaatsloze dagen loop ik wat rond te drentelen en zet dan de TV toch maar aan, gewoon voor het Olympische gevoel. Als ik op een middag de lusten van het curling begin te bejubelen, schudt mijn huisgenoot weliswaar meewarig het hoofd, maar voelt zich pas genoodzaakt in te grijpen als ik de telefoon pak om Arie Koops te adviseren in de kwestie Bergsma… Enough is enough.. 

Als dan het laatste goud is binnengereden, sta ik met lege handen. Daar zal je ‘m hebben, het wak! Van schrik bel ik m’n moeder die het zo fijn vindt dat het zo’n kwakkelwinter was. Kwakkelwinter, denk ik bij mezelf? Ik heb nog nooit zoveel sneeuw en ijs gezien!!  

Maandagochtend stap ik nog steeds wat onthand op de fiets.
Maar oh, wat ruik ik? Zal dat de lente al zijn? Onderweg tel ik de krokussen en in mijn eigen tuin zie ik plots de sneeuwklokjes staan stralen in de zon. In één klap maakt Olympisch heimwee plaats voor hoop en verlangen en alles wat bij die eerste voorjaarsdagen hoort. Heerlijk! 

Niks wak… Wat ben ik blij dat het voorbij is allemaal!!! 

P.S. En wat heerlijk ook dat we niet gaan skiën!

vrijdag 14 februari 2014

Time flies and so do they..

Ik heb het natuurlijk allemaal al eens meegemaakt. Al drie keer zelfs.. Telkens was er sprake van : “Ja, het wordt tijd”. Trouwens: “Loslaten hoort erbij”. Bovendien:  “Het geeft de ander(en) lucht.” Of: “Het komt de relatie ten goede..” En meer van dat gecliché. Maar nu ligt het nét even anders. 

Al maanden zit ik te pushen, oh heel stoer hoor! “Ontwikkelen…!” beleer ik. “Je verantwoordelijkheid nemen” noem ik. “De mooiste tijd van je leven!” jubel ik.  En dat allemaal bovenop de reeds genoemde clichés… Er komt geen einde aan. Achteraf vraag ik me af: “Wie overtuigt wie in deze outfit??” 

Daar komt ie dan opeens met de mededeling: “Ik kan bij m’n broer gaan wonen!” “…!” “Zohoo, ja, nou, is dat even…leuk! .. voor jullie”. Het duurt nog wel even, hoor. Dus over tot de orde van de dag. 

Plotseling is er stress. Veel gepruttel over hoofdhuurderschap, gas-, water-, lichtaansluiting. WIFI , borg en wie-betaalt-wat? Nee, ik hoef me er niet mee te bemoeien: “Komt goed!”
Of ik trouwens wel even een dagje vrij kan maken. En een busje kan huren. Gezellig mee, ook, naar IKEA? En dan door de binnenstad dat bed ophalen? En dat kastje in elkaar zetten? Niemand die dat beter kan, zeg…dat weet iedereen!!
 
Dan begint het me te dagen. Ik ben een struisvogel.
Hup met die kop, tot aan de schouders in het zand. Dáár ben ik pas echt goed in. Weet ik eigenlijk wel wat dit betekent? De jongste, de baby, ja die olijfolieachtige, dat kan je toch niet bedenken. Ja, die andere drie worden groot en ouder en moeten hun eigen weg gaan. Maar hij…? Maar ik zei het toch allemaal zelf?? Over die verantwoordelijkheid en zo? Geloofde ik het wel? Hoorde ik het wel goed?  

Nu pas, als ik nog één blik op de nieuwe kamer werp, de spiegel een zetje geef, zodat ie recht hangt, nu dringt het tot me door. Het is zover. Dag lieverdje. Lieverdjes eigenlijk, want z’n broer ziet in elk geval één reden minder  om nog thuis te komen… “Ja, doei, mama, yo, bedankt hè, zie je vrijdag.. of zaterdag, of.. nou ja… we appen!! 

Weer één eruit. Time flies and so do they.. 

Maar het is nét even anders, de jongste en laatste…..Empty nest
 

dinsdag 11 februari 2014

De Feria iets minder nuchter bekeken

Ach ja, die Feria. Wat een ultieme verrassing. Ik ga hier echt niet beschrijven hoe het er uitziet. Je hoeft het woord maar te googlen onder afbeeldingen en je ziet wat het voorstelt. Dit komt echter nauwelijks in de buurt van de energie die dit ultieme Spaanse feestje  in zich draagt en uitdraagt. Voor een kleine week in een andere wereld. Vol zang, dans, cultuur en.. kermis, dat dan weer wel!
 
 
Ondanks mijn scepticisme vooraf ben ik natuurlijk wel benieuwd. Mijn kinderen raken aangestoken door de koortsachtige opwinding in de buurt en ik scoor een paar kant en klare jurkjes voor de meisjes. Compleet met lange oorbellen en hoge hakjes vult dat een ouderhart met trots. ¡Que guapas! Mijn zoon praat ik als Brugman in een broek met rode bretellen en een witte blouse met ruches (o, schaamte..) en diamanten knoopjes (o, grotere schaamte..). De hoed en de laarzen vindt hij wel cool, dus uiteindelijk ziet hij eruit om te gappen. 
 
Nu komen de Flamencodanslessen van pas. Die van de oudste twee dus, want ook daar zie ik mezelf, tussen de Amerikaanse dames, niet uit de pas gaan.
Al weken lang verzamelen zich in het buurthuis Spaanse kinderen om de beginselen van de Sevillana en Búleria onder de knie te krijgen. Op uitnodiging van mijn Spaanse juf voegen mijn twee bleekneuzen zich daarbij en ja, de oudste heeft talent, fantastisch vindt ze het. Maar dan nummer twee. Hij heeft er werkelijk zó weinig zin in dat ze na de derde les alvast een stoel voor hem klaarzetten. Hij weigert in iedere toonaard ook maar één danspas te verzetten. En dan is een uur stáán wel lang. (‘Doe dat joch op voetbal’, was mijn vaders commentaar, toen hij er eens getuige van was) .
 
Hoe dan ook, tijd voor de praktijk in één van de bruisende Casetas, waar de muziek uitnodigend klinkt. Zodra nummer één de dansvloer betreedt, zoekt haar broer een stoel. Pavlov? Hun kleine zus is nog wat terughoudend omdat ze harde geluiden verschrikkelijk vindt, maar de inspirerende handbewegingen die de volleerde danspassen van de oudste begeleiden, verleiden haar al gauw om ook mee te doen. De passie spat er vanaf bij de dametjes.
Ik neem nog maar eens een slok Jerez (Fino) waarvan de smaak slechts onder de Spaanse zon tot z'n recht komt. De Feria verovert mijn hart, en het Spaanse leven wortelt zich stevig in ons bestaan.
 
Deze momenten, daar gaat het toch om…?
 
 
 

zaterdag 8 februari 2014

Eén, twee, drie...

En dat terwijl ik eigenlijk tegen was. De verschrikkelijke opvattingen in dat land met de vleesgeworden aanklacht tegen de mensenrechten als president. En dan de bedragen die voor zo’n evenement worden neergeteld .. daarmee kan je hele continenten voor een paar jaar van voedsel voorzien. Moeten we niet boycotten en afzien van de zware delegatie? 
 
Wat voel ik me hypocriet als ik mezelf hoor instemmen met de stelling dat we de sporters er niet mee lastig moeten vallen…. 
 
 
En nu is het zover… Waar ik het moet zoeken? Ik weet het niet. De gieren zenuwen door m’n broek.(LOL) Ik zoek contact met allerlei familieleden die me uit een soort medelijden af en toe een hart onder de riem terug whatsappen. En dit is nog maar de 5 kilometer. Bij de 10 ben ik waarschijnlijk rijp voor het slachthuis. En dan hoef ik zelf nog niet eens te schaatsen. Want daar gaat het over. Daar gaat het de hele tijd over bij ons thuis.. Ik weet het, ik leef me teveel in, ben te betrokken, het is een tikje ziekelijk, maar ja, ik hou ervan.
En zeg nou zelf.. het is toch fantastisch wat onze jongens  neerzetten?
 
Er was trouwens een tijd dat de wenkbrauwen nog niet bedenkelijk omhooggingen als ik mezelf verloor in verhalen over de topprestaties van mijn idolen. Een tijd dat mijn enthousiasme nog aanstekelijk was. Daar denk ik  op dit soort momenten heel graag aan terug:  
 
We schrijven de jaren negentig
Er worden heel behoorlijke rondetijden geschaatst bij ons in de huiskamer, op sloffen weliswaar, maar toch. Ik geniet van deze erfelijke belasting. Met rode wangen van de opwinding staan we op de banken te springen en te schreeuwen: ‘Falko, Falko!!’ 
 
Euforisch zijn we als hij wint. Geëmotioneerd zitten  we voor de ceremonie protocollaire van de prijsuitreiking. Falko Zandstra krijgt een schaal met inscriptie uitgereikt.  Met grote ogen kijkt de oudste (bijna 5) toe: “Waarom,  krijgt Falko een bord?” Voor ik kan antwoorden slaat nr. twee (3 jaar) ons met logica om de oren: “Nou, dan kan Falko eten!”
 
 

donderdag 6 februari 2014

Wie draagt de Bolletjesjurk?


Laat ik het eens hebben over de Feria. Als fenomeen. Ik ga er niet over liegen. Ik ben een Nederlandse van boven de rivieren, uit elitair Den Haag. Na een uitstapje in het wereldse Amsterdam (nou ja, Minervalaan, Willemsparkweg, Weteringschans, het kón minder) kwam ik op de Gooische matrassen terecht. Waarmee ik maar wil zeggen: “kan ik er wat aan doen?”
Het is echt niet zo dat ik niet van feestjes houd, of van dansen. Laten we het erop houden dat ik een ‘omgevingbepaald’  broertje dood heb aan alles wat met verkleedpartijen te maken heeft. En dan is de Feria wel even wennen.  

Weken tevoren is het hele dorp in rep en roer. Door de ene helft van de bevolking wordt er net zolang stof met bolletjes vergeleken,  besteld,  gekocht,  geknipt,  gespeld,  gepast en genaaid totdat het een pracht van een jurk is, terwijl de andere helft pak en hoed van vele jaren her nog eens van wat stof ontdoet en el traje op een knaapje aan de kastrand  hangt. 

Tot nu toe een pittoresk beeld dat ik schets. En ja, dat vind ik echt. Bovendien moeten die Spanjaarden dat zelf weten. Het is een volk vol passie en Duende en ik snap dat ze aan de alles overheersende innerlijke roep tot fiesta gehoor moeten geven.

Maar mij krijg je niet in zo’n geval. Ik heb bij toeval een passessie mee mogen maken van een stel Amerikaanse vrouwen, die zich met moeite in een zo’n jurk wisten te persen, waardoor hun cultuurbepaalde rondingen, door de overvloedige lunares, nog eens een extra oppepper kregen. Ik wist voldoende…   

Maar dan is het zover en ik weet niet wat ik meemaak. Mijn hoofd tolt, natuurlijk van alle lunares, en vergeet de Fino niet, maar jongens… Het is niet zo maar een feest, dit is kunst en cultuur pur sang: una manera de vivir.  Muziek, dans, kostuums, paarden, jerez.. Zo kunnen alleen Spanjaarden het.  Dat vinden ze zelf ook. Ik ben voor de rest van mijn leven onder de indruk van de jonge Spaanse vrouw die mij met schitterende ogen meedeelt: “Wat ben ik blij dat ik Spaanse ben en op de Feria al dansend mijn zorgen kan vergeten ..” 

Ik ga voor hemelsblauw volgend jaar, met witte bolletjes…

 

zondag 2 februari 2014

Despedirse... :(

Get, wat zijn we jong eigenlijk en onbedachtzaam. De toekomst lijkt zo oneindig. Granada, Córdoba, zoveel wensen en verlangens die we op de lange baan schuiven; nog mogelijkheden genoeg, toch? We hebben de tijd! 

En nu is het te laat voor spijt, want het einde komt in zicht. Het dubbele gevoel daarover weegt tonnen in mijn maag. Niks is meer vanzelfsprekend. Als ik in mijn vuurtorenrode karretje de kinderen naar school breng, reken ik onbewust uit hoeveel keer we dit ritje nog te goed hebben. Ik bestel een extra cafe con leche met mijn vriendinnen uit alle windstreken en knik nog eens vriendelijk Buenos días naar alle tuinmannen die in hetzelfde barretje, met hark en hond, al aan de Brandy zitten, om tien over tien por la mañana. 

Ik doe mijn boodschappen in de buurtsuper en mopper niet eens op het gebrek aan parkeerplaatsen, want een volgend toeristenseizoen zal ik hier niet meemaken. Ik besluit eerst nog een bezoek aan de Viveros te brengen. De oude verkoper zoent me nog net niet op de mond als hij ziet welke hoeveelheden keramiek ik bij hem afreken, voor thuis, om Spanje vast te houden. 

Thuisgekomen zucht ik diep en Esperanza zucht nog dieper met me mee. De taal van weemoed is grenzeloos.. Ik grijp mijn olijfoliebolle baby, die overigens, net een jaar oud, opeens kan lopen en de harten van iedere Spanjaard steelt met zijn guitige blik en wankele schreden. Wat zullen ze hem missen. Ik vis een van de laatste pissebedden uit zijn mond, prop hem in de wandelwagen en ga lopen, naar zee.. 

Via c/Bergantín en c/Clipper de kustlijn tegemoet. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes tegen het felle zonlicht dat weerkaatst wordt in de zacht golvende zee. Costa de la Luz zeg ik hardop. De hoeveelheid wisselingen van hormonen zal er geen goed aan doen, dat weet ik zeker, maar feit is dat ik het weer eens niet droog houd. Het emotioneert me ieder keer, dat zilveren licht op die azuurblauwe zee, maar de wetenschap dat het nooit meer mijn, onze Costa zal zijn, op tien minuutjes lopen van huis…  



 

dinsdag 28 januari 2014

Vreugdevolle anticipatie

Eindelijk is de dag daar. Met een ferm rood kruis krassen we de laatste datum door.

Vandaag komen Opa en Oma. Met de caravan maar liefst, een spoor van 2700 kilometer achter zich latend. Ik tel daar stiekem nog wat bij op, want ze slaan nog weleens per abuis een iets te nauw landweggetje in en zie dan maar eens te keren met je Eriba. “Dat gáát niet An, je ziet toch, hier kan je niet zo maar draaien!” “Nou, er komt vast wel zo’n parkeerhaventje waar het breed genoeg is”, hoopt mijn moeder. Die ziet de bui al hangen. Dat wordt afkoppelen en dan éérst de auto en daarna pas de caravan omdraaien, er zorg voor dragend dat ze uiteindelijk weer op de juiste volgorde en in de juiste rijrichting komen te staan.  

Ik zit al de hele tijd te visualiseren hoe dat moet, want hoe je het ook wendt of keert, de auto moet voorbij die caravan, nou ja … 

“Parkeerhaventje?” ergert mijn vader zich nog even, net voordat het spektakel losbarst, “wie denk je dat er hier überhaupt gaat parkeren dan?”
Ik denk dan, nog stiekemer: “Wie dacht er überhaupt dat dit de weg naar Sevilla was?”
Maar goed, ik heb geen recht van spreken want ik dacht vroeger dat Bergen aan Zee in Noorwegen lag. 

Intussen zijn de voorbereidingen in volle gang. De bedden worden gelucht en opgemaakt. De doucheslang gerepareerd, de flessen Fino en Canasta Cream (Spreek uit op z’n Spaans  Kreejam, en het smaakt nóg lekkerder..) gekoeld en de ene tekening na de andere welkomstgroet wordt op papier gezet. “Hoe laat komen ze nou?” vraagt er iedere vijf minuten wel één van het grut, en ik heb geen idee, want mobiele telefoons zijn er nog niet. Dat ze nog naar school moeten valt even tegen; stel je voor dat ze in de tussentijd ….

Gelukkig, dat gebeurt niet. De oudste twee stellen zich na schooltijd strategisch op langs de stoeprand. Op hun klapstoel gezeten spieden hun ogen onophoudelijk de weg af. Het ongeduld druipt ze uit de poriën.  

Als dan eindelijk het moment daar is dat het lange wachten wordt beloond en er hoop, in de vorm van een caravan (verrassende combi: hoop en caravan), gloort aan het eind van de horizon, springen ze op, klappen hun stoel op en racen naar binnen. De spanning is te groot… 

De komende zes weken zijn absoluut gedenkwaardig, maar lang niet zo onvergetelijk als het moment waarop de voorpret werkelijkheid wordt… 

 

donderdag 16 januari 2014

Lekker bezig


Er is maar weinig nodig om m’n dag te ‘maken’ ervaar ik steeds vaker. Het is ongelofelijk wat er allemaal gebeurt, als je een beetje oplet. 

Stel het is grote vakantie en je kinderen hebben 3 maanden vrij. Dat is best lang als je bedenkt dat het iedere dag een paar graden warmer wordt. En dan beginnen we niet bij nul hè! Dus trek je van tijd tot tijd je creatieve trukendoos open, want vakantie is één, maar er moet natuurlijk  wel ontwikkeld worden. Je ondersteboven van een glijbaan in het ondiepe water van het plasticbadje te pletter laten vallen, het blijft een feest en dat slaan we natuurlijk ook geenszins over, maar we hebben óók talent voor creatief, met kurk bedenk ik me nu. Dát is nog eens een gouden plan, bij gebrek aan penselen. Die verkopen ze in Spanje namelijk niet op iedere hoek van de straat. Dáár moet je voor naar de Toys are Us in el Paseo en geloof me, dat is geen sinecure met en één stuiterbal in je baarmoeder en drie achterin een auto, waar Amerikaanse Ann schande van spreekt: “Don’t let your wife drive in that tin can R.” Maar wij vinden het een geinig bakje, voor Nederlandse begrippen weliswaar, want geen airco en dat fnuikt op zo’n dag. 

However, ik blijk ze nog in huis te hebben en dus gaan we schilderen. Dat plan wordt behoorlijk positief opgepikt. Er is in ruime mate sprake van voorpret, zullen we maar zeggen, en dat dit de halve pret is, is maar goed ook, want veel leuker wordt het niet…  

De oudste, op het punt om haar reeds vermoede aanleg bevestigd te zien, haalt namelijk met een bloedserieus gezicht de door mij gefröbelde ezel tevoorschijn en ja, dan wil de rest die ook gebruiken… Voor je het weet druipt de verf van de ruiten, wel aan de buitenkant gelukkig, want dat is zo fijn van Spanje, alles buiten.
 
Het kost me een hoop gevloek om een ieder op z’n eigen papier te laten werken (mislukt, gracias numero dos…) en nog meer zweet om bloed en tranen bij nummer drie te voorkomen. Die (nog net geen anderhalf) klimt van drift bovenop de tafel;  gewoon áchterlijk dat zij daaraan moet zitten, terwijl de andere twee met hun paletje achter hun nep-ezels mogen staan … En dan is nummer vier zijn kleuren al aan het mengen, dat voel ik gewoon…  

Opeens zie ik mezelf staan ploeteren. Ik gooi m’n hoofd naar achteren en barst in lachen uit als ik naar die fanatieke koppies kijk. Veel mooier kan het leven toch niet worden?? 

Goh, en dan had ik het ook nog willen hebben over de onverwachte specht in de tuin en het misverstand op de vensterbank in de vorm van een Boedha, de tuinkabouter van de 21ste eeuw, daar moest ik gisteren zo om lachen… nou ja…
 

vrijdag 10 januari 2014

Naïef

Tjeetje. Ik krijg op mijn kop. Alwéér. Dat het lijkt alsof we welvarend zijn en een luxeleventje leiden. Dikke Spanjeverhalen, torenhoge dierenartsrekeningen, tennisafspraken. Wat moet de aandachtige lezer wel niet denken? “Ja, maar lieverds, ik schrijf voor mezelf hoor, hoe vaak moet ik dat nog zeggen? Trouwens, iedereen mag denken wat ie wil.”
 
En wat denken zíj dan wel, de bemoeiallen!  Dat ik mezelf de in put ga zitten typen door het alleen maar te hebben over verstopte leidingen en aangevreten elektriciteitsdraden. Dat doe ik toch al genoeg? En alsof ik daar zelf op zit te wachten. Dat weet ik allemaal allang. Dit blogje is juist bedoeld, door mij, om even lekker te ontsnappen aan de harde realiteit van verval, pensioenbreuken en ongelikte wethouders. Om even mijn status van blij ei te upgraden. Want die schijn ik te hebben. Tenminste, dat werd me verteld en wie ben ik… ?
 
Het was overigens net zo complimenteus bedoeld als het klinkt, maar hoe langer ik er over nadenk, hoe positiever en toepasselijker ik het vind. Zijn we immers niet allemaal bezig met loslaten en spiritueel ontwaken? Nou ja allemaal.., na een zekere leeftijd bedoel ik natuurlijk, dan ga je toch anders in het leven staan? Proberen om in het hier en nu te leven en meer Carpe Diem enzo? Niet?? Nou ik wel! Ik weiger gewoon ongelukkig te zijn. Ik beschouw mezelf echt niet als een huppel***je maar ik zie wel hoe gezegend ik ben, ondanks het feit dat het weleens tegenzit.
 
Zo, dat lucht op. 
 
Hè, had ik net willen vertellen hoe goed ik bezig ben. Om te beginnen heb ik een nieuwe stofzuiger gekocht voor de steeds maar weer opdoemende dennennaalden. Dan ben ik samen met mijn vriendinnetjes, vrijwillig, de nieuwe website van de Voedselbank aan het afronden, moet alleen nog een vlammetje onder voor de lancering. Verder heb ik me voor verschillende zelf-ontwikkelende cursussen opgegeven, joehoe!!
Dat komt nu toch in een ander daglicht te staan. Want weliswaar ter lering ende vermaak, maar inderdaad, de schoorsteen rookt er niet van. (De openhaard trouwens wel, poeh hé, maar dat is een ander hoofdstuk.) Dus mag ik er dan niet van genieten??? Er niet over schrijven..?? Sorry lieverds, ik doe het gewoon. Dit eitje heeft een stevige schaal… 
 
P.S. Ik zoek nog wel een baantje…

 

maandag 6 januari 2014

Kat van de rekening..

“Hij heeft dus last van zijn rechtervoorpoot zegt u?” “Ja, of van zijn linker…”
Ze denken vast dat ik gek ben, daar aan de andere kant van de lijn en geef ze eens ongelijk. Maar het is de waarheid en dat bevestigt ook de dierenarts, later op de middag. Het is die dierenarts waar het ooit mee begon. Dat wil zeggen, de dierenarts waarbij we terechtkwamen met Muis, toen het eigenlijk al te laat was.. De onverschrokkene, in het harnas gestorven zullen we maar zeggen, de kat dus, niet de arts.
De laatste had toen al, en heeft nog steeds, een indrukwekkende snor waarmee hij verdacht veel lijkt op de hond die in een schilderij staat afgebeeld als Napoleon. Dat schilderij of een replica ervan, hangt in de wachtkamer van de dierenartsenpraktijk. Dat Dr. van H. zelf ook een exemplaar van dat hondenras bezit verbaast mij niks en verklaart wie er op wie lijkt, en waarom toeval niet bestaat enzo.  

Hoe dan ook. Hij is zo’n toegewijde beroepsuitoefenaar die eerst ons huisdier suf knuffelt en hem het ene compliment na het andere in het rossige oor fluistert om zich daarna de haren van zijn doktersjas te schuieren met de treffende toevoeging: “Jongen toch, je verhaart zo verschrikkelijk, maar ja, dat wéér hè, vriezen, dooien, je wéét ook gewoon niet wat je aan moet trekken!!”. Tegen de kat nog steeds hè! Held! (Nu wel de arts.) 

Lang verhaal kort: de artrose bij de kat, genaamd Vos, heeft doorgezet van de achterhand naar de gewrichten aan de voorkant, waarbij de pootjes naar buiten draaien en de nagels vreemd afslijten, waardoor je in eerste instantie niet weet waar het het meest pijn doet. Dat betekent nóg aangepaster voer en iedere dag pijnstillers en of ik daar maar even wil afrekenen. Een niet zo mals bedrag verdwijnt van mijn rekening bij het drukken op OK. Ik begrijp ineens de invoelende houding van de arts;  zo houd je de klant welwillend. Toch moet gezegd dat ik even het gevoel krijg dat ik ook voor zijn knuffels betaal. 

Enigszins verhit kom ik aan bij mijn tennisafspraak. “Hoe is het met de kat?” Ik doe mijn verhaal waarop zij vraagt: “Wat kostte het?” Ik noem het bedrag. “En hoe oud is ie?” Ik antwoord: “Veertien” en kijk haar aan met een blik van waag het niet te zeggen, wat zeg ik, waag het niet eens te dénken!! En dat doet ze dan ook maar niet… ik ook niet trouwens, al sinds vanochtend niet…