donderdag 31 oktober 2013

Dan moet je me zuster zien…

Niks is onmogelijk, dus ook verhuizen op je 87ste  niet. En dan is mijn moeder nog een van de jongsten uit het huis. Drie jaar geleden zat ze ook al tussen de dozen. Toen dacht ze nog dat ze hier oud zou worden. Serviceflat in het oude buurtje. Beetje door de lange gangen rollatoren op weg naar de ideale hangplek (de wasserette), praatje bij de lift en onder windkracht 4 een rondje in het park. Dik tevreden.

Tot het misgaat. Het huis is nog net niet failliet maar alle zorg verdwijnt en dus moeten de bewoners, gemiddeld 92 jaar, op huizenjacht. Nou hebben we het niet over steuntrekkende ouwetjes, maar prettig is anders. Ook voor ons zou je denken, want voor je het weet app je je suf over wie, waar, wanneer en waarom kijkdagen organiseert, de maat opneemt , dozen bestelt en gaat proefeten in het restaurant.  Maar dan ken je mijn zus nog niet, die leeft helemaal op bij dit soort aangelegenheden! Ikzelf leuter op afstand wat mee en beperk me tot het inpakken van dozen. (Gaat in een flink tempo, not, want iedere foto, elk boek, het chocoladeschaaltje, wat zeg ik, elk serviesstuk heeft zo zijn eigen verhaal. Overigens ongeveer hetzelfde verhaal als drie jaar geleden.) 

Alles gaat op rolletjes tot en met de verhuisdag zelf. Niet zo vaardig in het afkoppelen van wasmachines of andere elektrische apparaten loop ik de verhuizers maar zo’n beetje in de weg en weet ik het grote wachten tot kunst te verheffen. Als je ergens moe van wordt…
Mijn zus echter neemt  direct het heft in handen en laat het meubilair alle hoeken van de kamer zien. Je kan je er maar beter niet mee bemoeien. Maar bij het vallen van de avond zit mama er warmpjes en dik op orde bij.

De volgende dag ontwikkelt zich onverwacht tot de dag waarop alle emoties bij elkaar komen, zeg maar… Mijn kranige oudste zus, voor geen kleintje vervaard, één van de zussen waaraan ik nooit heb kunnen tippen…. ze ligt er plotseling helemaal af. Ik wist het niet. Had geen idee. Wat kan dat kind , nou ja.. 59 lentes toch al, vlóeken! Lau, (van Tiny, op YouTube, red.), is er een kleintje bij. Ik sta ervan te kijken. En niet een of twee keer of zo, maar gewoon de hele dag. En dat terwijl we toch alleen maar even het loodzware bed van papa in een huurbusje hoeven te duwen om het daarna bij haar naar de vierde verdieping te tillen. En dan is de échte verhuizing al een dag oud dus waar hebben we het over??

Zitten we uit te puffen, kopje thee, stroopwafel erbij, kijk ik haar zo’n beetje medelijdend aan en zeg: ”Het is ook allemaal niet niks hè!” “Ja, zegt ze, “nou ja, trouwens, ik hoef morgen niet te werken dus ik denk dat ik maar naar IKEA ga…” 

Niet te stuiten die zuster van mij…
 
 
 

 

donderdag 24 oktober 2013

Dagje uit...

“Jongens, we gaan met de boot naar Cádiz!” ZIP, ZIP, ZIP… Nummer 1, 2 en 3 staan al in de startblokken. De laatste informeert nog even angstig:  “Toeter?” en haar onderlipje begint vervaarlijk te trillen. De vorige keer klapte ze haast overboord van schrik tijdens dit oorverdovende vertreksignaal. Maar haar ondernemingslust en het vooruitzicht van vissen in de haven, al dan niet gefrituurd, winnen het van de angst.
Iets minder ZIP zal je daar nummer 4 hebben. Net als het schildpadje uit Disney ’s  Sneeuwwitje hobbelt ie meestal achter de feiten aan, precies op tijd voor het eind van de pret…  

Kijk, dat is ook zo lekker van in Andalucía wonen. ’t Is altijd klaar-voor-de-start-af qua voorbereiding. Niemand een jas aan want hier geen koude randjes aan de wind. Petten en zonnebrillen zijn cool, die doen ze zelf wel op. Dus een fles zonnebrand, een luier en klaar ben je. Het is werkelijk een aanrader!
 
Wat een genoegen! In El Puerto ligt el Vaporcito al te wachten, de loopplank uitgelegd voor de passagiers, waarvan het gros echt geen toerist is maar dagjesmensen, zoals wij en schoolklasjes op excursie. Het stokoude mannetje knipt de kaartjes. En dan, altijd onverwacht, die vermaledijde toeter.. Langzaam glijdt de boot de haven uit. We wijzen om de beurt: ”Kijk Puerto Sherry, ons strandje, zie je ons huis??” Het licht over het open water verrast me iedere keer weer. Costa de la Luz, met recht! 

Dan storten de Spaanse schoolkinderen zich massaal op ons nageslacht. De lindos, monos, guapos en vooral todos iguales vliegen je om de oren. De oudsten brengen hun Spaanse vieze woordenkennis naar het volgende level en de jongste twee rollen misselijk van de chips, zonnepitten en kleffe blijken van genegenheid van boord. Je hebt er geen kind aan.. 

Op de een of andere manier zijn de winkels altijd dicht als wij in Cádiz zijn. Wel zo rustig. We slenteren door de ‘dunne’ straatjes, waar mama zo dol op is, bezoeken de Kathedraal, drinken cafe con leche en eten een ijsje op het grote plein. “Cádiz is de oudste stad van Europa jongens!” “Ja, dát weten we nu wel, trouwens dat zeggen de Spanjaarden wel, maar daar zijn de meningen over verdeeld.” Hoe komen ze dáár nou weer bij? Zo leer je nog eens wat. 

Tijd om het beloofde visje te gaan eten. Mijn omnibusvullende klaagliederen over de eetgewoontes van nummer 1, 2, 3 (nr. 4 is een allesetende olijfoliebaby) zijn hier in Spanje verstomd. Alles wat vis heet wordt tot de laatste graat verslonden. Wat hou ik toch van dit land! 

In de verte klinkt de toeter, dat wordt weer rennen…verveelt nooit, dit uitje.

 

maandag 21 oktober 2013

...als een hond


Wat ik zo irritant vind van ziek zijn is dat je je echt náár voelt. Het lijkt soms zo lekker om een paar daagjes legitiem op de bank te liggen. Kijken naar series waarvan je het bestaan niet eens vermoedde en waaraan je, eenmaal opgeknapt, nooit meer een gedachte wijdt. Grogs met teveel honing, een dutje midden op de dag en huisgenoten die je medelijdend over het haar strijken, best een aanlokkelijk scenario, toch?

Hoe anders is de werkelijkheid. Een tollend hoofd al op het moment dat je je ogen opendoet. Nauwelijks energie om de wekker een klap te verkopen, keel uitgedroogd en badend in het klamme zweet. Pas als je merkt dat je niet langer the master in your own bladder bent, verlaat je zuchtend en kreunend je bed en bereik je nog net op tijd de wc.
Oei, wat is die bril koud en plotseling voel je aandrang om met terugwerkende kracht een stille tocht te organiseren voor de slachtoffers van het werkwoord radbraken. Nou ja, als je eenmaal beter bent dan hè.
Liggen denk je, mijn koninkrijk voor het onwelriekende dekbed en alle extra dekens die je de avond ervoor kon vinden. Klappertandend graaf je je weer in, maar om nou te zeggen dat je zelfs maar in de búúrt komt van wat je je van dit moment had voorgesteld... Al gauw gloeien je benen op zo’n rare manier dat je niet eens meer weet of ze nou warm of koud zijn. Die onrust is om gek van te worden. Zónder dekens voel je je als een zwerver in een tochtig portiek en mét als een vrouw in de overgang.
 
Ik heb een héél zwaar leven’ (van Birgit Kaandorp), dreunt het onophoudelijk in je kop en je raakt volledig in paniek als je je opeens een paar regels van de tekst niet meer kunt herinneren. Je rustig aan deze toestand overgeven is er niet bij. Weg met die TV en al die andere geluiden, opdonderen met bemoedigende woordjes en goedbedoelde middeltjes. En vervolgens voel je je, alleen in je bedje, de eenzaamste mens op aarde.
 
Een stoet aan klussen die je in deze verloren tijd had kunnen, ja zelfs had móeten klaren, dringen zich op. Voor je het weet lig je stiekem te huilen omdat je zeker weet dat je de vlek niet uit je jurk zal krijgen vóór het jubileumfeest van je schoonmoeder, volgende maand. Ook de afspraak van de kat met de dierenarts, die je huisgenoten hebben moeten verzetten, is de oorzaak van onoverkomelijk leed.

Tjonge, dat was ik even vergeten allemaal. Wat zal ik blij zijn als het achter de rug is!
 
 

 

donderdag 17 oktober 2013

Sport en passie


Had ik al verteld dat ik nogal veel van sport hou? Zoveel zelfs dat het gewoon een beetje eng was, vroeger..? Bloedje fanatiek! Je zal maar elke week bij mij langs de lijn hebben moeten staan, bedenk ik opeens met terugwerkende schaamte. Als iemand het in z’n botte hersens haalde om tijdens een hockeywedstrijd te vragen: “Scheids, hoe lang nog?” dan vloog ik hem het liefst naar de keel. Méér dan eens barstte ik spontaan in huilen uit bij het klinken van het eindsignaal. Mijn sportbeleving oversteeg het niveau van vrijetijdsbesteding, zal ik maar zeggen… 

Tegenwoordig is dat anders. Ik duw een bezadigd balletje naar de overkant van het net en ik kan, noodgedwongen, veel beter tegen m’n verlies. Maar om nou te zeggen dat het heilige vuur gedoofd is …? Nee!  Behept met een onnavolgbaar inlevingsvermogen laaien de emoties in alle hevigheid op tijdens de tennisgrandslams. Eveneens flink buiten proporties. De economen onder ons rekenen mij voor: acht weken (12 %) van het jaar fulltime gekluisterd aan de buis. Dat is wat overdreven, want mocht Nadal er onverhoopt vroegtijdig uitliggen, dan komt er toch heus wel eens iets anders op tafel dan sla met ’n ei.
Ja, treurig of niet, Rafa is mijn idool. Voor mijn 50ste verjaardag werd er al gedreigd met een meet & greet (meet & cheat gniffelde de jongste kwaadaardig) waarop ik verzuchtte: “Jongens, ik had zijn moeder kunnen zijn (theoretisch. red).”

Maar, en nu kom ik toch tot de pointe van dit verhaal: waar ligt de oorsprong van mijn fascinatie? Dat zou ik nou weleens willen weten, want helemaal uitleggen kan ik het niet. Tuurlijk: hij is mijn voorbeeld want deze jonge Spanjaard (!) leeft zijn droom met een focus die zelfs onder topsporters ongekend is. Bovendien: in zijn wildebeestengedrag herken ik een stukje van mijzelf; rondvliegend zweet, tomeloze inzet, de passie van een....flamencodanser…. oké…. Opeens begrijp ik het. Wat een inzicht.. Vandaar die beleving. Het kan niet anders. Alleen Spanjaarden krijgen het voor elkaar.
Dit is dus Duende.
 
 

dinsdag 15 oktober 2013

Feria de Jerez

Het is twaalf uur s 'nachts. Gerommel bij de voordeur. Doe ik open, valt mijn wederhelft naar binnen. Hij kan zich nog net staande houden. Dat is hem eerder op de avond niet gelukt, want zijn gezicht zit onder het zand. Ik steek mijn duim op naar Juan die hem heeft afgezet en grinnik in mezelf: Feria de Jerez, dag één!

Je moet begrijpen dat, tijdens de Feria, de collega's van de Bodega zich dagelijks om drie uur s 'middags verzamelen in hun eigen caseta voor het eerste glaasje jerez van de dag. Daarna doen ze niet veel anders dan eten, dansen, zingen en nog (veel) meer jerez drinken. En...morgenmiddag mogen wij mee! Ik moet nog zien of hij dat redt, denk ik als ie met z'n schoenen op het hoofdkussen gaat liggen. Ik laat het maar zo; hoe dichter met z'n hoofd bij de WC, hoe beter!

De volgende dag behoort rechtop staan niet tot de mogelijkheden en wordt zijn relatie met de toiletpot steeds inniger. Al sluiten we onze badkamerdeur hermetisch af vanwege dit schaamtelijke gebeuren, ons kleine knorritje brengt Esperanza beeldend op de hoogte: "Papa, blwèèh..." Zij lacht zich een Spaanse kriek; leer haar de Feria kennen. 
"Een nieuwkomer slash buitenlander, CFO bovendien, kan het zich niet veroorloven om niet in alle vroegte op het werk te verschijnen na zijn eerste Feria dag." Zoveel weet hij nog wel uit te brengen. In de Bodega geraken is vers twee! Dus uiteindelijk vertrek ik maar richting Jerez, op de achterbank manlief én een gefascineerde peuter die om de kilometer haar vaders hoofd in een zak ziet verdwijnen, Blwèèh!
 
Zodra de poort opengaat rijden we stiekempjes naar binnen om paps ongezien aan deze vernederende situatie te laten ontsnappen. Je zal toch maar door je vrouw gebracht moeten worden...Plan: sprint richting voordeur! Oei! Dat is ff gek; kinderslot! Ik zie me genoodzaakt uit te stappen om hem te verlossen, maar niet voordat: ... Blwèèh..

Inmiddels slaat het voltallige personeel zich, voor het raam, op de knieën van de pret. Maar achteraf zijn ze vol bewondering voor El Holandès die zo spectaculair zijn entree maakte. Ook zíj hebben zo hun (vage) herinneren aan hun allereerste Feria de Jerez!

Na een paar uurtjes is ie trouwens weer helemaal boven Jan, net op tijd voor dag twee!

 

zondag 13 oktober 2013

Kaal & taal



Wat een Spaans luizenleventje leidt ze, het onderkruipsel!
Als de vleesgeworden levensvreugde lacht ze me toe van onder de klep van haar zonnehoed. Die zit zo’n beetje vastgenageld aan haar schedeltje want chronisch blakende zonneschijn en, bovendien, kaal..
Dat is trouwens nog een stevig puntje van zorg geweest. Toen er na een jaar nog steeds geen sprake was van enige begroeiing op het knarretje, sloeg de schrik me om het hart. Alle pruikdragende voormoeders trokken aan mijn geestesoog voorbij. Tel daar mijn eigen schamele bosje bij op en diezelfde levensvreugde daalt al snel onder het nulpunt.
Maar eenmaal een jaar oud wordt er toch een rossig beginnetje gemaakt. Toeval of niet, mét het haar komen ook de streken. Zo is het een misverstand om te denken dat als ze niet kan lopen, ze óók niet kan klimmen. En snel ook! Hoe vaak ze niet met dezelfde vaart, en met datzelfde schedeltje, richting plavuizen gaat.. je hebt je handen vol aan deze garnaal.

Intussen spreekt ze de eerste twee jaar geen woord. Geen Nederlands, geen Spaans, geen Engels.. Nou, zo heel af en toe komt er iets uit. Een bezorgde Esperanza komt op een dag bij me: “Ze roept maar steeds ¡Puta, puta!”  Zodra ik de tandenborstel in het peuterhandje zie, weet ik de gemoederen te bedaren: “Ze is aan het poetsen!”

Tegen de tijd dat ze naar de peuterschool moet kies ik, inmiddels gehard, ze is tenslotte de derde, voor het klasje binnen de school van haar broer en zus. Ze is twee en zegt nog niet veel meer dan nee. Vooral tegen het dragen van luiers. Dat betekent dat ik haar nu met de andere twee de auto uitgooi op de Kiss&Ride zone, gewapend met een rugzak vol schone kleren, want als je niet kan praten…

Als ik haar na de eerste ochtend (toch een beetje in de rats natuurlijk) in dezelfde outfit, droog en wel, op me af zie komen ben ik met stomheid geslagen. Zal je net zien dat er een communicatiemomentje met de juf is. “Is ze dan helemaal niet naar de WC geweest?” ”Claro que si.” ”Maar.. huh.. hoe..wat…?” Mijn Spaanse vraagwoorden laten me volledig in de steek. “Nou”, zegt de juf, “ze stak haar vinger op en sprak: “Quiero hacer pipi…”

Het loeder!!!


donderdag 10 oktober 2013

Baas boven baas

“Mama, kijk eens, mama, mama kijk eens!”
Hij hangt ondersteboven in het…
 
Ik heb nu al een hele tijd zitten denken hoe ik dat ding moet noemen.
Het is eigenlijk een groot ijzeren frame op lange palen met een rieten dak erboven. Een multifunctioneel object dat een aantal flinke uitdagingen in zich herbergt. Hier wordt o.a. het synchroon klimmen beoefend. Aan de ene kant klimt het elastieken baasje zo snel als de brandweer in een paal. Aan de andere kant houdt zijn zus hem maar ternauwernood bij. Eenmaal boven slingeren ze zich als orang-oetangs van de ene dwarsspijl naar de andere, elkaar passerend en, als extra handicap, manoeuvreren ze zich ook nog langs de touwen van de babyschommel waarin hun zusje aanmoedigend zit te kraaien. Aan de overzijde laten ze zich, snel als dezelfde brandweer, naar beneden glijden. En dan nog zo’n 100 keer. Een apenverblijf is er niks bij. Allemaal veilig verzameld onder het dak van het schaduwhuisje (is dat wat, als naam?). 
Ik sta daarentegen midden in het onbarmhartige zonlicht de algen van het zwembad(je) te krabben. Andalusische zomer, dus 40 graden+ aan zee (op 500m). Ik verlang stiekem naar het moment dat ik naar binnen kan, mijn dikke buik achter me aanslepend, had ik bijna geschreven, zó voelt het af en toe. Siësta.. kleintje in bed, groten voor de 49ste keer voor Robin Hood en ik op de bank waar ik nog tijdens de titelsong in slaap val… 

Maar intussen hangt de kleine baas dus met zijn knieholtes rond de dwarsspijlen, handen los. Goed voor menig hartverzakking. Niet bij mij, want 100% vertrouwen. Hij heeft zojuist zonder al teveel pijn in z’n hart afscheid genomen van zijn deftige peuterspeeltijd. Niets anders aan overgehouden dan een chronisch enthousiasme voor de grote vakantie. (Nou ja, aanvankelijk begon hij ook een logopedische behoefte te ontwikkelen, dachten wij. Tot we ons realiseerden dat hij alle s-klanken op zijn Spaans/Andaluz uitsprak. In het Nederlands dus.) 
Nu verheugt hij zich op de basisschool waarover zijn zus met haar ontembare fantasie, wij hopen tenminste dat we alles door 3 kunnen delen, de meest onwaarschijnlijke verhalen vertelt.
Ons baasje deed nog wel even een check: “Mama, zitten er dan alleen jongetjes op die school?” Hoe kom je daar nou bij? Sophie zit er toch ook op?” “Waarom heet het dan de Baasjesschool?”



 

maandag 7 oktober 2013

¡Que dura, la vida...!

“Nee, joh. Dat is toch hartstikke leuk? Spelen met alleen maar Spaanse kindertjes? Hele lieve juffies die helemaal geen Nederlands spreken.. Spaanse liedjes leren? Daar hoef je toch niet bang voor te zijn?” Laat er een geloofwaardigheidsrating op los en ik scoor min 10.
Het zweet druppelt haast tussen onze handen vandaan. Hou ik hém vast of hij mij?  

De eerste weken waren een feest. Zo moeilijk is het niet hoor, om je handschoenen in te ruilen tegen je korte broek. Lekker in zee zwemmen terwijl de voorruitkrabbende achterblijvers zich opmaken voor een miezerig voorjaar. God in Frankrijk, maar Jezus in Spanje!
Bij het uitzwaaien van de meegereisde opa en oma staat dan ineens de werkelijkheid op de stoep: dit is geen vakantie, dit is het leven. Hoe ging dat ook alweer? Kijk, in de voorbereiding zijn daar natuurlijk de nodige uurtjes in gestoken, school is geregeld, bijvoorbeeld. In feite dus een kwestie van halen en brengen, zou je zeggen.  

Maar die emoties, iedere keer nekken ze me. Ben ik nou zo’n watje? Heb ik nou geen vertrouwen?In mezelf? In mijn nageslacht? Ik betrap me erop dat ik onze leerplichtige kinderen het liefst lekker een beetje in de anonimiteit  vakantie wil laten vieren in onze heerlijke Spaanse tuin. Ja ... voor de rest voor hun leven. Gelukkig voed ik ze niet alleen op want dan gleden ze nu nog dagelijks van de glijbaan in het opblaasbadje. 

School, dus!! Als ik hoor dat de oudste bij het enige Nederlandse jongetje, tevens buurjongetje, in de klas komt, ben ik bereid om me tot het Katholicisme te bekeren en alle Spaanse beschermheiligen op mijn blote knieën te danken. Want even mee de klas in en een boekje lezen voor aanvang, zó’n school is het dus niet. Meer één van: op de kiss and ride zone uit de auto flikkeren en maar zien hoe je ze terugkrijgt. Dus dat komt goed, samen met Tristan! 

Maar met mijn driejarige zoon aan de hand loop ik met kloppend hart naar het peuterklasje in Casa Grande, hoofdkwartier van ‘de club’, gelegen aan golfcourse en tennisbanen.
Bij aankomst moet ik even slikken en dan niet alleen vanwege de propere chloorlucht die ons op de keel slaat. Ik had het natuurlijk kunnen weten. Een club waarvan de contributie verschillende maandsalarissen bedraagt - en dat voor óns door de werkgever wordt betaald (kom daar in deze tijd nog maar eens om) –  daar vallen wij een beetje uit de toon. Bedremmeld kijk ik van onze afgetrapte slippers (ja hé, 24 graden) naar de keurige lakschoenen van de juffen, de meisjes én de jongens…
Wie A zegt moet ook B zeggen blijf ik in mijn hoofd herhalen. Bibberig draag ik mijn mannetje over aan de vriendelijke, dát wel, juf. 

Gelukkig is het maar voor drie maanden, spreek ik mezelf op de terugweg toe terwijl ik mijn tranen wegveeg. In die tijd maakt hij er één vriend: de voetbal, en spreekt hij er geen enkel woord, in geen enkele taal. Toch beweert hij bij thuiskomst steeds dat het er leuk is. Hij is namelijk dol op ballen.

 lees volgende keer: “Hoe het toch nog goed kwam met Sjoerd…”

vrijdag 4 oktober 2013

Horror (T.S)*


Er gebeuren rare dingen als je door een dorp fietst. Dat blijkt maar weer als er op een mooie zaterdag een grote Amerikaanse Chevrolet over de ophaalbrug klappert. Op de achterbank zit een bruidspaar. De bruid neemt zoveel ruimte in, dat het me niet zou verbazen als de bruidegom de hele rit zijn adem in moet houden. Dat komt niet alleen omdat de bruid een tikkeltje dik is, maar vooral omdat ze verborgen gaat achter een wolk van tule. (Tule is eigenlijk gewoon gaas, maar dat is voor een bruidsjapon een te gewoon woord.)
Het ziet er vertederend uit temeer omdat ze allebei niet meer de jongste zijn.
Allerlei gedachten gaan door mijn hoofd. Zo van dat ze elkaar op latere leeftijd tegen het lijf liepen, net toen ze er allebei niet meer op rekende ooit nog de ware te zullen vinden..
 
Als ik ze zo mijmerend nakijk zie ik opeens iets geks… Uit de op een kier staande achterbak steekt een vrouwenbeen, het bloed sijpelt van haar dij in een hooggehakte schoen.  Ernaast piept bovendien óók nog een mannenbeen naar buiten, eveneens met bloedvlekken op de nette grijze broek.
De alarmbellen rinkelen in mijn hoofd maar niks 112: mijn speurneus neemt het onmiddellijk over. Als een gek peddel ik er in de hoogste versnelling achteraan. Nog geen idee wat ik ga doen als ik ze inhaal. Als net buiten het dorp de brug opengaat trapt de bestuurder op de rem en stap ik haastig af. Buitenadem kijk ik wat er nou eigenlijk aan de hand is. Potverdikke, het zijn gewoon de benen van etalagepoppen! Mijn speurneus trekt zich teleurgesteld terug. Ik snap er niks van.

Maar dan krijg ik opeens  visioenen van akelige scheidingen en ex-geliefden die op deze heugelijke trouwdag zogenaamd voor altijd verdwijnen. Grappig bedoeld, maar ik vind het erg luguber en macaber, een beetje griezelig ook. En vooral niet zo netjes.

Ik kijk de trouwauto na en denk: “Op weg naar de tweede leg!”
Maar eigenlijk moet ik daar niet aan denken...
 
*(True Story)

woensdag 2 oktober 2013

Wat is dat toch met Córdoba?


“…en dat we gewoon die steeg inreden, haha. Nu snap ik ineens die overspannen armbewegingen van dat Spaanse vrouwtje. Die zal wel gedacht hebben, wat een glazige kaaskoppen..(lachsalvo).”   

Ja, nú is het makkelijk lachen; gisteren klotsten onze oksels wel anders: ”Ik zéi toch dat het de vórige straat was, waar je rechtsaf moest. God, mán, kijk uit, … ja… gaat net, wacht ik klap de zijspiegel effe in… Mogen we hier wel?… oei, raakte je nou…? Huh, wat zegt dat ding? Zeidie nou letterlijk bestemming bereikt? Ja, krijg nou *** zeg, hier is het!!”
En dat je dan midden in het centrum van Córdoba staat! Naast het hotel waar Rey Juan Carlos y Reina Sofiá vorige maand óók nog logeerden (maar vast niet voor ons Booking.com geniusprijsje.) Wel even ‘n gek momentje als de piccolo, voor hij onze Panda in de garage zet, beleefd vraagt of onze bemodderde bergschoenen op de achterbank  mogen blijven liggen…
Hyperdepyper van alle wederwaardigheden zitten we ons te verkneukelen bij een tostada con tomate y aceite. En dan moet de dag nog beginnen.

Nou, láchen doen we niet veel meer die dag. Zodra we de Mezquita binnenstappen worden we stil. En dan niet stil van; ik zeg even niks. Maar stil diep vanbinnen, tot in je beenderen.  Geen beweging meer, alleen kijken. De alom aanwezige stilte en schoonheid tot je door laten dringen. Vechten tegen onverwachte tranen, tot je denkt; kan mij het schelen en je ze lekker laat stromen. Iedereen die er geweest is weet waar ik het over heb. 

Tjonge, wat een intense belevenis. Het verandert je kijk op het leven. Zo boeit het ons niks als het ‘s avonds gaat regenen (in Córdoba, de todos los sitios) en we bijna te laat komen voor de Flamencovoorstelling (nou… don’t push it baby..).  

We maken ons op voor ‘een heerlijk avondje vol prachtige muziek en passie’, maar zijn nauwelijks voorbereid op wat er komen gaat. Ik ben blij dat het stikdonker is als de gitarist zijn eerste aanslagen de zaal instuurt en ook dat het geluid flink krachtig is, ik zit verdorie hardop te snikken… Wat is dat toch met Córdoba?

 

 

 

 

dinsdag 1 oktober 2013

Doe waar je goed in bent .. dagdromen dus..


Het is een super zomerdag. Volledig opgenomen in het hier en nu loop ik te dromen langs de Karnemelksloot. Plotseling zie ik ze staan. Niet tegen de bosrand of zo, maar midden in het weiland, voor iedereen zichtbaar. Wel twintig hertjes, rustig grazend in het hoge gras. Met open mond sta ik ze aan te staren.  Met kinderlijk gemak bedenk ik het volgende scenario . Over hoe dát moet zijn gegaan:


“Ha”, zeg het jonge hertje, dat trouwens een ree is, maar als je dát woord gaat verkleinen; dat moet je niet willen. Dus hij zegt: “Ha, wat een heerlijk zonnetje! Zullen we ons eens gulzig tegoed gaan doen aan die sappige, groene sprieten midden op het land?” “Nou”, antwoordt  moederree, “hoe verleidelijk dat voorstel mij ook voorkomt, het is simpelweg té gevaarlijk!”

Tja, zo praten Gooische reeën natuurlijk.

“Wat een onzinnige bewering, moeder. Aangenomen dat u het heeft over het gevaar dat de mens voor ons kan vormen, kan ik u uit de droom helpen. Volgens mij zijn ze banger voor ons dan wij voor hen.” Zonder acht te slaan op de verbaasde blikken van moederree, gaat hij verder: “Mochten wij ooit al eens oog in oog met een mens komen te staan, dan is hun reactie er toch meestal één van stilstaan, een tikkeltje door de knieën zakken en de wijsvinger naar de lippen brengen”.  Aarzelend knikt moederree: “Ja, jongen, ik moet je gelijk geven, mijn ervaringen komen overeen met die van jou. Maar de geruchten gaan dat er onder de soort ook akelig wrede exemplaren voorkomen.”
“Kom op moeder, het  gaat hier om een beschermd natuurgebied hoor. Zullen we het erop wagen? Ik verheug me al bij voorbaat op de reactie van de mensen die hier vandaag weer met tientallen tegelijk van het zomerse weertje zullen gaan genieten.  Als u nou het fototoestel even pakt, zodat we al die verwonderde gezichten vast kunnen leggen, dan stel ik snel de kudde op de hoogte van ons vermetele plan.”

Ja, daar staan ze dan met z’n allen te doen of hun neus bloed. En alle voorbijgangers staan stil om te kijken en te wijzen en om Oh en Ah te fluisteren. Ik ook dus. En heel even lijkt het of ik “klik” hoor en vlak daarna flitst er licht over het weiland…. Ik ben benieuwd hoe ik erop sta!!